Verbroken(11)
Dan werd ze zo’n stomme privédetective die haar neus in zaken stak die haar totaal niet aangingen.
‘Adams!’ Frank sloeg met zijn hand op de motorkap. Water spatte alle kanten op, als bij een hond die zich uitschudde. Hij was klaar met Brad en stond te popelen om iemand anders de volle laag te geven.
Lena pakte de druipende parka van de vloer van de auto, deed hem aan en trok het koord van de capuchon strak om geen natte haren te krijgen. Daarbij keek ze even in het achteruitkijkspiegeltje. Haar haar was gaan krullen. De Iers-katholieke genen die ze van haar vader had geërfd kwamen boven en verdrongen die van haar Mexicaanse grootmoeder.
‘Adams!’ riep Frank nogmaals.
Tegen de tijd dat ze uit de auto was gestapt, stond hij alweer tegen Brad te tieren en blafte hij hem toe dat zijn holster te laag hing.
Lena plooide haar lippen tot een glimlachje om Brad stilletjes een hart onder de riem te steken. Ooit was ze zelf een dom agentje geweest. Misschien had Jeffrey haar ook waardeloos gevonden. Dat hij van haar een goede politievrouw had proberen te maken, getuigde van zijn vastberadenheid. Een van de weinige redenen die Lena kon bedenken om die baan in Macon te weigeren was dat ze iets voor Brad kon betekenen zodat hij een betere rechercheur werd. Ze zou hem verre kunnen houden van alle corruptie, hem kunnen leren om zaken op de juiste wijze aan te pakken.
Doe wat ik zeg, maar doe niet zoals ik.
‘Weet je zeker dat dit het is?’ vroeg Frank. Hij doelde op het huis.
Brad slikte iets weg. ‘Ja. Volgens de administratie van de hogeschool tenminste. Taylor Drive 16a.’
‘Heb je aangeklopt?’
Zo te zien wist Brad niet welk antwoord van hem werd verwacht. ‘Nee, chef. U had gezegd dat ik op u moest wachten.’
‘Heb je het telefoonnummer van de huiseigenaar?’
‘Nee. Hij heet Braham, maar...’
‘Jezus,’ mompelde Frank, en hij beende de oprit op.
Onwillekeurig had Lena medelijden met Brad. Net toen ze overwoog om hem een schouderklopje te geven hield hij zijn felroze paraplu scheef zodat ze een plens regenwater over zich heen kreeg.
‘O,’ fluisterde Brad. ‘Jeetje, sorry, Lena.’
Ze onderdrukte de krachttermen die bij haar opkwamen en liep voor hem uit achter Frank aan.
Taylor Drive 16a was een verbouwde garage van één verdieping, die net iets dieper en twee keer zo breed was als een minibus. ‘Verbouwd’ was een groot woord, want aan de buitenkant was er niet echt iets veranderd. De metalen roldeur was niet vervangen en voor de ramen zat zwart bouwpapier. Omdat het een sombere dag was drong het licht uit het gebouwtje door de kieren in de aluminium gevelbeplating naar buiten. Plukken roze glasvezelisolatie hingen nat en aaneengeklit naar beneden. Het zinken dak was roestrood, en aan de achterkant lag een blauw dekzeil over een van de hoeken.
Lena keek naar het bouwsel en vroeg zich af waarom een vrouw die bij haar volle verstand was daar zou willen wonen.
‘Een scooter,’ zei Frank. Naast de garage stond een paarse Vespa. Het achterwiel zat met een fietsketting vast aan een oogbout in het beton van de oprit. ‘Is dat net zo’n ketting als die van het meisje?’ vroeg hij.
Onder het wiel zag Lena iets felgeels opblinken. ‘Zo te zien ook net zo’n slot.’