Verbroken(9)
‘Die zou me aanraden om met vervroegd pensioen te gaan voor ik een hartaanval krijg terwijl ik een of andere junk over het campusplein najaag.’ Frank haalde zijn flacon tevoorschijn en bood hem Lena aan. Ze schudde haar hoofd en keek hoe hij met één oog op de weg en zijn hoofd achterover een grote slok nam. Lena’s blik bleef op zijn hand rusten. Die trilde licht. De laatste tijd had hij vaak trillende handen, vooral ’s ochtends.
Alsof het zo was afgesproken ging het gestage geroffel van de regen in een keihard staccato over. Het geluid weergalmde door de auto en vulde de hele cabine. Lena drukte haar tong tegen haar verhemelte. Eigenlijk zou ze Frank nu moeten vertellen dat ze ontslag wilde nemen, dat er in Macon een baan op haar wachtte als ze de sprong durfde te wagen. Ze was naar Grant County verhuisd om dicht bij haar zus te zijn, maar die was al bijna tien jaar dood. Ze had nog één levend familielid, een oom, en die sleet zijn oude dag in de Florida Panhandle. Haar beste vriendin was in een bibliotheek in het noorden gaan werken. Haar vriendje woonde twee uur rijden verderop. Er was niets wat Lena hier hield, behalve laksheid en trouw aan een man die al vier jaar dood was en haar waarschijnlijk niet eens zo’n goede rechercheur had gevonden.
Frank hield met zijn knie het stuur recht terwijl hij de dop weer op de flacon schroefde. ‘Ik doe het alleen als jij het ziet zitten.’
Verbaasd keek ze hem aan. ‘Frank...’
‘Ik meen het,’ onderbrak hij haar. ‘Als jij het niet ziet zitten, zeg ik tegen de burgemeester dat hij het hele plan in zijn reet kan steken.’ Hij liet een schor lachje horen, en het slijm rochelde in zijn borst. ‘Misschien neem ik je dan wel mee om te zien wat voor gezicht die lul trekt.’
‘Neem die baan nou maar.’ Ze kreeg het er met moeite uit.
‘Ik weet het niet, Lee. Ik ben zo verdomd oud aan het worden. De kinderen zijn volwassen. De vrouwen zijn vertrokken. Ik vraag me bijna elke dag af waarom ik mijn bed nog uit kruip.’ Weer klonk dat ratelende lachje. ‘Misschien vind je míj op een dag in het meer met mijn horloge in mijn schoen. Maar dan is het wel degelijk zelfmoord.’
Ze wilde de vermoeidheid in zijn stem niet horen. Frank zat twintig jaar langer in het vak dan Lena, maar die uitgebluste toon kon net zo goed van haarzelf afkomstig zijn. Dat was de reden waarom ze elke vrije minuut die ze bezat aan haar studie aan de hogeschool wijdde en een bachelor in de forensische wetenschappen probeerde te halen, zodat ze zich met forensisch onderzoek kon bezighouden in plaats van met wetshandhaving.
Lena had geen problemen met de telefoontjes die haar ’s nachts uit haar slaap haalden. Ze had geen problemen met het bloed, de lijken en de ellende waarmee de dood je elk moment van je leven confronteerde. Waar ze niet meer tegen kon was dat ze altijd in de vuurlinie stond. Dat bracht te veel verantwoordelijkheid met zich mee. Te veel risico. Eén fout kon een leven kosten, niet eens je eigen leven, maar dat van een ander. Door jouw toedoen kon iemands zoon het leven verliezen. Iemands man. Iemands vriend. Je was er al snel achter dat de dood van een ander tijdens jouw dienst vele malen erger was dan het spook van je eigen dood.
‘Hoor eens, ik moet je iets vertellen,’ zei Frank.
Lena schonk hem een vluchtige blik, verbaasd om zijn plotselinge openhartigheid. Hij liet zijn schouders nog verder hangen en zijn knokkels waren wit, zo stevig omklemde hij het stuur. Ze nam de hele lijst door met dingen waardoor ze mogelijk in de problemen was geraakt op haar werk, maar toen hij sprak stokte haar adem. ‘Sara Linton is terug.’
Lena proefde whisky en iets zurigs achter in haar keel. In een panische flits dacht ze dat ze moest overgeven. Ze kon Sara niet onder ogen komen. De verwijten. Het schuldgevoel. Alleen al de gedachte dat ze door haar straat reed was onverdraaglijk. Lena nam altijd de lange route naar haar werk, om Sara’s huis te vermijden, om het ellendige gevoel te vermijden dat omhoogkolkte telkens als ze aan die plek dacht.