Verbroken(12)
Ze wierp een blik op het woonhuis. Het was een splitlevel met een schuine gevel aan de voorkant. Achter de ramen was het donker. Er stond geen auto bij het huis of op straat. De eigenaar moest opgespoord worden, want zonder zijn toestemming mochten ze de garage niet binnen. Lena klapte haar mobiel open om Marla Simms te bellen, de al wat oudere secretaresse van het politiebureau. Marla en haar beste vriendin Myrna vormden samen een soort kaartenbak waarin elke inwoner was opgenomen.
Brad drukte zijn neus tegen een van de ramen in de garagedeur. Turend probeerde hij door een scheur in het bouwpapier te kijken. ‘Tjees,’ fluisterde hij, waarna hij zo snel terugweek dat hij bijna over zijn eigen voeten struikelde. Hij trok zijn pistool en dook ineen.
Voor ze het wist, lag Lena’s Glock al in haar hand. Haar hart bonsde in haar keel. Adrenaline zette haar zintuigen op scherp. Ze wierp een blik over haar schouder en zag dat Frank zijn pistool ook had getrokken. Nu hadden ze alle drie hun wapen op de gesloten garagedeur gericht.
Lena gebaarde naar Brad dat hij zich moest terugtrekken. Ineengedoken liep ze naar het garageraam. De scheur in het bouwpapier leek nu groter, meer een schietschijf met haar gezicht als de roos. Vlug keek ze naar binnen. Een man stond bij een klaptafel. Hij droeg een zwarte bivakmuts. Hij keek op, alsof hij iets hoorde, en Lena dook weg, waarbij haar hart in haar keel bonkte. Ze hield zich roerloos en met ingehouden adem telde ze de seconden af terwijl ze het geluid van voetstappen probeerde op te vangen, een wapen dat geladen werd. Ze hoorde niets, en opgelucht blies ze uit.
Ze stak een vinger op naar Frank: één persoon. ‘Bivak,’ zei ze geluidloos, waarop hij zijn ogen verbaasd opensperde. Frank wees naar zijn pistool, maar Lena schudde haar hoofd. Ze had niet kunnen zien of de man gewapend was.
Op eigen initiatief sloop Brad naar de zijkant van het gebouw en liep achterom, waarschijnlijk om te zien of er nog een uitgang was. Lena begon weer te tellen en toen ze bij zesentwintig was aangekomen, dook Brad op aan de andere kant van de garage. Hij schudde zijn hoofd. Geen achterdeur. Geen ramen. Lena gebaarde dat hij zich moest terugtrekken naar de oprit om haar rugdekking te geven. Dit was een karwei voor Frank en haar. Brad wilde protesteren, maar met één blik smoorde ze zijn verzet. Verslagen liet hij zijn hoofd hangen. Ze wachtte tot hij zich minstens vijf meter had verwijderd en knikte toen naar Frank ten teken dat ze er klaar voor was.
Frank stapte op de garage af, bukte zich en sloeg zijn hand om de stalen greep onder aan de roldeur. Hij keek nog even naar Lena en trok de deur toen met een harde, snelle ruk omhoog.
De man in de garage schrok en zette grote ogen op in de zwarte bivakmuts die de rest van zijn gezicht bedekte. Hij droeg handschoenen, en in zijn geheven vuist klemde hij een mes. Het dunne lemmet was minstens twintig centimeter lang. Het leek wel of er bloed aan het heft was vastgekoekt. Het beton onder zijn voeten zat onder de donkerbruine vlekken. Nog meer bloed.
‘Laat vallen,’ gebood Frank.
De indringer gehoorzaamde niet. Lena deed een paar passen naar rechts om een mogelijke vluchtweg af te snijden. Hij bevond zich achter een soort kantinetafel die bezaaid was met papieren. Een tweepersoonsbed stond met het hoofdeinde naar de muur en deelde samen met de tafel de ruimte in tweeën.
‘Leg dat mes neer,’ zei Lena. Ze kon alleen zijwaarts langs het bed schuifelen. Op het beton onder het bed zat ook een donkere vlek. Ernaast stond een emmer met bruin water en een smerige spons. Met haar pistool op de borst van de man gericht stapte ze behoedzaam om dozen en losse vellen papier heen. De man keek nerveus van Lena naar Frank en hield het mes nog steeds in zijn geheven vuist.
‘Laat vallen!’ zei Frank.
De man liet zijn handen zakken. Lena haalde opgelucht adem, in de veronderstelling dat het met een sisser afliep. Ze vergiste zich. Geheel onverwacht schoof de man de tafel met kracht opzij zodat die tegen Lena’s benen sloeg en ze achterover op het bed tuimelde. Haar hoofd schampte het frame toen ze op de betonnen vloer rolde. Er klonk een schot. Lena dacht niet dat het haar eigen wapen was, hoewel haar linkerhand heet aanvoelde, bijna alsof hij in brand stond. Iemand riep iets. Ze hoorde gedempt gekreun en krabbelde overeind. Er trok een waas voor haar ogen.