Reading Online Novel

Verbroken



Maandag


                Een


                Door het winterse weer was het lichaam op de bodem van het meer gelukkig nog in goede staat, maar het weer betekende ook dat je op de oever koud tot op het bot werd en bijna niet meer wist hoe het in augustus was geweest. De zon op je gezicht. Het zweet dat in straaltjes over je rug liep. De airco in je auto die nevel uitstootte omdat hij niet tegen de hitte op kon. Hoe Lena zich ook inspande, elke herinnering aan warmte ging verloren op deze regenachtige novemberochtend.

                ‘Ze hebben haar!’ riep de leider van het duikersteam. Vanaf de kant gaf hij aanwijzingen aan zijn mannen, waarbij zijn stem gedempt werd door het aanhoudende geruis van de regen. Toen Lena haar hand opstak om te zwaaien stroomde het water naar binnen langs de mouw van de dikke parka die ze om drie uur ’s nachts had aangeschoten nadat ze het telefoontje had gekregen. Het regende niet hard, maar wel onafgebroken; de druppels tikkelden aanhoudend op haar rug en sloegen tegen de paraplu die ze op haar schouder liet rusten. Het zicht was ongeveer tien meter. Alles wat daarbuiten viel, was gehuld in een dampige mist. Ze sloot haar ogen en dacht weer aan haar warme bed en aan het nog warmere lichaam dat om haar heen gedrapeerd had gelegen.

                Het schelle gerinkel van de telefoon om drie uur ’s nachts voorspelde nooit veel goeds, en al helemaal niet als je bij de politie werkte. Met bonkend hart was Lena uit een diepe slaap ontwaakt en ze had automatisch de hoorn van de haak gegrist en tegen haar oor gedrukt. Ze was de hoogste in rang van de stand-by rechercheurs en moest op haar beurt andere telefoons door het hele zuiden van Georgia laten rinkelen. Haar chef. De lijkschouwer. De brandweer. Het Georgia Bureau of Investigation om door te geven dat er een lijk was gevonden op staatsterrein. De rampenbestrijdingsdienst, waar een lijst lag met enthousiaste vrijwilligers die meteen oproepbaar waren als er naar lijken gezocht moest worden.

                Inmiddels had iedereen zich op de oever van het meer verzameld, maar sommigen waren zo slim om in hun auto te blijven zitten, met de verwarming op de hoogste stand terwijl de ijzige wind het chassis deed schommelen als een wieg met een baby erin. Dan Brock, de plaatselijke begrafenisondernemer die tevens dienstdeed als gemeentelijk lijkschouwer, zat te slapen in zijn busje, met zijn hoofd tegen de rugleuning en zijn mond wijdopen. Ook het ambulancepersoneel bleef behaaglijk in de wagen zitten. Lena zag ze door de raampjes in de achterportieren gluren. Af en toe kwam er een hand naar buiten en gloeide het puntje van een sigaret op in de ochtendschemering.

                Ze hield een plastic zak in haar hand. Er zat een briefje in dat op de oever was gevonden. Het papier was van een vel uit een gelinieerd collegeblok gescheurd en mat zo’n twintig bij vijftien centimeter. De woorden waren met hoofdletters geschreven. Met balpen. Eén regel. Niet ondertekend. Niet het gebruikelijke rancuneuze of zielige afscheid, maar duidelijk genoeg: ik wil niet langer.

                In veel opzichten was een onderzoek bij zelfmoord moeilijker dan bij moord. Bij een moord kon je altijd iemand de schuld geven. Er waren aanwijzingen die je naar de dader voerden, er was een duidelijk patroon aan de hand waarvan je de familie van het slachtoffer kon uitleggen waarom hun geliefde uit hun midden was weggerukt. En als je de reden niet wist, kon je ze vertellen wie de klootzak was die hun leven had vernield.

                Bij zelfmoord is het slachtoffer zelf de moordenaar. De schuldige is ook degene wiens verlies het diepst wordt gevoeld. Hij is er niet meer om de schuld voor de dood op zich te nemen, om de natuurlijke woede te incasseren die vrijkomt bij een dergelijk verlies. Wat de dode achterlaat is een leegte die alle pijn en verdriet van de wereld niet kunnen vullen. Vader en moeder, broers, zussen, vrienden en verwanten: ze hebben niemand die ze kunnen straffen voor hun verlies.

                Er wordt altijd om straf geroepen als een leven onverwacht verloren gaat.

                Daarom moest een rechercheur erop toezien dat elke vierkante centimeter van de moordplek werd opgemeten en in kaart gebracht. Elke sigarettenpeuk, elk weggegooid rommeltje of papiertje moest worden gecatalogiseerd, op vingerafdrukken onderzocht en naar het laboratorium gestuurd voor analyse. Weersomstandigheden werden genoteerd in het voorlopige verslag. De namen van de verschillende politiemensen en medewerkers van de hulpdiensten werden opgetekend in een logboek. Als er omstanders waren, werden die gefotografeerd. Nummerborden werden gecontroleerd. Het leven van een zelfmoordenaar werd even grondig onderzocht als dat van een moordslachtoffer. Met wie was ze bevriend? Met wie had ze een liefdesrelatie? Was er een echtgenoot? Een vriendje? Een vriendin? Waren er boze buren of jaloerse collega’s?