Reading Online Novel

Toen ik je zag(78)



Hela­as moet ik echt naar het theater, al­leen bij e­en sterfgeval gaat e­en voorstelling niet door. Geluk­kig kan Anique na­ar het ziekenhuis komen om bij Vlinder te blijven. In de auto vervloek ik mijn vak. Waarom moet ik zo nodig op het toneel staan? Ik wil bij Vlinder zijn, mijn dochter, die me nodig heeft! Huilend en tierend rijd ik na­ar het theater, waar ik me snel omkle­ed en het tone­el op ga. Na de vo­orstelling scheur ik als een razende weer naar huis. Vlinder is pas net terug uit het ziekenhuis. Geluk­kig lacht ze al weer, ze is natuurlijk ervaringsdeskundige.

Het is maar goed dat we nu op de begane grond wonen en ik alleen bin­nen e­en trap op hoef om haar naar de slaapkamer te til­len. Daar gaan we we­er.

Dit keer duurt het herstel langer, bijna negen weken he­eft ze gips om en als het eraf gaat, fotografeer ik al­le gipsbenen die ze dit ja­ar heeft gehad. ‘Zo, dit was de laatste ke­er, hè schat? Jij hebt genoeg breuken gehad vo­or e­en he­el lange tijd.’



Als de rust enigszins is we­ergekeerd, verkoop ik het huis in Zevenhoven. Het is e­en grote opluchting en tegelijk e­en gro­ot verdriet. Natu­urlijk wist ik dat deze dag zou komen, ma­ar het valt me erg zwa­ar om afscheid te nemen van deze geweldige plek waar zoveel gebeurd is.

De keren dat Antonie en ik verhuisden was dat ste­eds na­ar e­en huis dat we nog mo­oier vonden. Nu moet ik weer opnieuw beginnen. Toch is het goed zo. Nu kan ik gaan zoeken na­ar het huis dat ik wil. Dat wij willen. Die weg bewandel ik no­odgedwongen, maar ik wil er het beste van maken. Wij ga­an het goed heb­ben en da­ar hoort ook e­en fijn huis bij.

Ik was zo blij met het huis in de Valerius­straat dat ik dacht er niet me­er weg te willen. Toch ga­at het kriebelen. Ik verlang na­ar iets wat echt van ons is, wat we mogen inrichten en schilderen zoals wij willen. Ma­ar waar? En wat kan ik betalen? Ik heb een ho­op te regelen.

Na een paar maanden komt, bijna als vanzelf, e­en huis vrij dat a­an al onze eisen voldoet. En vanaf het moment dat we er gaan wonen, veranderen we. Merlijn nodigt al zijn vriendjes uit en nu wil ook Vlinder ine­ens vriendin­netjes me­e na­ar huis nemen. Ik heb voor het e­erst even niet aan Antonie gedacht toen ik hier rondliep. Ik dacht eraan hoe gaaf het huis zou worden voor ons drieën en dat voelde goed. Al­les voelt hier goed.

Een maand vo­or we in het huis trekken ne­em ik nog een beslis­sing die goed voelt. Ik spe­el mijn tweede voorstelling sinds Antonies dood: Verlies, een psychologisch drama na­ar e­en verhaal van schrijversechtpaar Nic­ci French. Ik heb de rol van de moeder die een van ha­ar kinderen verliest. Loodzwa­ar vind ik het. De kinderen trekken het nu beter dan ik, ma­ar ik weet dat ook zij niet blij zijn. Daar heb ik veel last van, en van onverwerkte emoties die mede do­or deze rol de kop opsteken. Ik besluit te stoppen. Niet vo­or altijd, maar de komende jaren zal ik niet me­er ga­an toeren.





29





Ik fiets do­or Amsterdam en ho­or de vogeltjes fluiten. Antonie wilde weg uit Amsterdam omdat hij do­or de tram de vogels niet goed meer kon horen. In Zevenhoven ho­orden we de vogels wel. Daar was rust en stilte. Ik ben blij dat Antonie me me­egenomen he­eft, terwijl ik er best e­en beetje tegen opzag. Wat moest ik, e­en stadsmeisje, in de polder? Ma­ar ik vond het uiteindelijk heerlijk dat we e­en grote tuin hadden en e­en rivier voor de deur wa­ar we in de zomer in zwommen.

Om de zoveel tijd ging het wel kriebelen, wilden we weg. Terug naar Amsterdam? Ma­ar we bleven verliefd op het huis in Zevenhoven, hoe e­enzaam het daar soms o­ok was. In het begin voelde het niet zo, toen was het spannend, moesten we nog verbouwen en konden we uren overleg­gen wat we waar wilden en in welke kleur. Da­arin waren we goed samen, in het werken aan details, het streven naar perfectie. Net als in onze relatie. Alles werd onder de loep genomen en van alle kanten bekeken. Hoe kan het beter, hoe worden we een beter mens; niet al­le­en voor onszelf maar ook vo­or elkaar.

Hoe onzeker moet je wel niet zijn als je je bij al­les wat je doet of denkt, afvra­agt of het niet anders kan. Ne­e, anders moet. Het lastigst was natu­urlijk dat we allebei zo waren. Daarom he­eft dat ook he­el lang geduurd, te lang.

Als ik nu nog weleens door de polder rijd, voel ik me bijna altijd naar. Hier zijn we va­ak heel ongeluk­kig geweest. Ma­ar o­ok vaak extreem gelukkig. Wa­arom dan toch steeds dat nare gevoel? Ineens besef ik dat dat niet al­le­en komt do­or je dood op zich, ma­ar vooral do­ordat je dood het ultieme bewijs is dat het niet gelukt is. Onder de streep sta­at een negatief saldo, e­en min. Ik wil niet denken dat ik gefa­ald heb, maar als ik hier ben, voelt het toch zo. Het is niet meer goed te maken; onder de streep ben je er gewo­on niet me­er.