Reading Online Novel

Toen ik je zag(74)



De paar keren dat het me lukt lig ik uren op de bank. Het verdriet komt van heel diep. Als een gewond dier kerm ik, de tranen stromen nu eens in stilte over mijn wangen, dan weer huil ik gesmoord omdat ik bang ben dat ik anders ga gillen. Iemand legt een hand op mijn hoofd en het komt allemaal omhoog. Wanhopig, klappertandend laat ik alles eruit.

Mijn god, wat ben ik bang. Ik wil me zo graag weer veilig voelen, maar ik heb nog geen idee hoe. Als ik aan de toekomst denk, voel ik blinde paniek. In het hier en nu zijn, dat is het enige wat ik kan, en mensen om me heen hebben is het enige wat ik nu wil. Iedere nacht blijven er op mijn verzoek een hele hoop mensen bij ons slapen, in het begin soms wel tien. Totdat Merlijn gek wordt van zoveel mensen om hem heen. Ik leg uit dat ik het nog niet aankan, alleen slapen in dit grote huis, en dat begrijpt hij wel. We sluiten een compromis en er blijven nog maar twee of drie mensen per nacht bij ons.

Dit is wat ik nodig heb om te kunnen ontspannen in dit grote huis, waar zich zo’n groot drama heeft afgespeeld. Het doet me goed dat er mensen bij me zijn en dat ik mag praten en huilen en me mag koesteren in de aanwezigheid van anderen. Iedereen is zo ontzettend lief en zorgzaam en voor het eerst sinds heel lange tijd is daar ruimte voor, laat ik het allemaal over me heen komen.

Autorijden durf ik momenteel ook niet alleen. De eerste keer dat ik weer in een auto zit ga ik samen met Onno, Frans en Merlijn op zoek naar een begraafplaats. Zorgvlied lijkt me heel mooi en daar gaan we kijken. We worden meteen meegenomen in een golfkarretje en Merlijn en ik krijgen de slappe lach. Dit zou Antonie echt fantastisch hebben gevonden! We rijden langs vier plekken en Merlijn en ik zijn het meteen eens over een prachtige plek bij een boom, vlak bij een pleintje. Daarna gaan we door naar het Amstel Hotel. Kijken of we daar het afscheid kunnen houden. We zien de spiegelzaal en zijn eruit. Dit voelt meteen goed. Het is mooi, groot en ik ben blij dat we het in het Amstel Hotel doen. Hier vroeg Antonie me ten huwelijk, en hier nemen we afscheid. Toen waren we met zijn tweeën, nu zijn we met meer dan tweehonderd man.



Ik voel me sterk, helder en daadkrachtig. Eindelijk kan ik doen wat ik al die jaren niet kon: intuïtief beslissingen nemen. Hoe groot het verdriet ook is, dat voelt goed. We moeten door, de kinderen hebben er recht op en ik ook. We gaan weer leven na die enorm lange stilstand.

Misschien komt het nog door de shock, maar ik zie alles heel duidelijk. Ik wil weg uit Zevenhoven en terug naar Amsterdam. Voor de kinderen zal het moeilijk worden, zeker voor Merlijn, maar ik ben ervan overtuigd dat hij zal wennen in Amsterdam. De meeste van onze vrienden wonen daar, de familie van Antonie; we zullen weer onder de mensen zijn. Dat is wat ik wil en waarvan ik denk dat het goed voor ons is. Dat betekent dat ik in Amsterdam een huis en een school moet gaan zoeken.

Een paar dagen na de begrafenis heeft Merlijn herfstvakantie en in Amsterdam valt de vakantie een week later, waardoor we tijd hebben om scholen te bezoeken en een beslissing te nemen. Voor Merlijn zijn er twee opties, hij maakt zelf zijn keuze. Voor Vlinder is het nog makkelijker. Maar liefst drie vrienden raden dezelfde school aan en als ik bel is er nog precies één plek. Ik vraag me af of Antonie me helpt, daarboven. Het gaat naar omstandigheden goed.



Reinout en Daniëlle hebben ons een huis aangeboden in Amsterdam-Zuid. Het wordt nog verbouwd, maar als het klaar is, mogen we erin. Het aanbod is zo ontzettend lief en welkom. Nu moet ik nog iets vinden voor een maand of drie. Kristiaan biedt aan om zolang bij hem en Sanne in huis te komen, als we willen maken ze hun bovenste etage vrij.

Op 1 november verhuizen we met een tafel, stoelen, een kast, speelgoed, keukenspullen, kleding en schoolspullen naar de Eerste Constantijn Huygensstraat in Amsterdam-West. Van vierhonderdvijftig naar vijftig vierkante meter. We hebben een slaapkamer, een woonkamer, een keukentje en een douche. Wat ben ik blij dat we een veilige plek hebben. Beneden wonen Kristiaan en Sanne, als ik het even niet aankan ben ik zo bij ze voor een schouder en een glas wijn. Het is goed zo met z’n drieën dicht bij elkaar te zijn, om elke nacht naast mijn kinderen te slapen. Allebei weten ze dat ik er voor ze ben, elke dag weer. En ik ben vlakbij, mochten ze ’s nachts wakker schrikken. Ook al word ik heel af en toe gek van het altijd samen slapen, het helpt ons de eerste maanden door.

En die zijn zwaar genoeg. Begin december zit ik in de auto van Goeree-Overflakkee naar Amsterdam en de tranen rollen over mijn wangen. Vlinder is bij Antonies ouders achtergebleven. Eigenlijk zou ik daar ook een nachtje slapen; Merlijn is in Amsterdam, bij Kristiaan. Maar een uur geleden belde Merlijn me: ‘Mama, wil je toch naar huis komen? Ik ben bang om hier alleen te slapen...’

Als ik dat tegen Vlinder zeg, begint zij te huilen. Ze wil niet dat ik vanavond al ga. Ik ben wanhopig als ik met gierende uithalen, zoals ik dat alleen in de auto kan, huilend naar huis rijd. Wat een hel. Ik kijk omhoog en spreek Antonie geluidloos toe: Dit is toch niet wat je wilde? Ik kan het niet alleen, ik kan mezelf niet opsplitsen, hoe graag ik dat ook zou willen. Niet alleen vandaag. Sinds jij er niet meer bent is dat een van de dingen die ik het allermoeilijkst vind: Vlinder en Merlijn evenveel aandacht geven.