Toen ik je zag(77)
Een van de eerste sociale gelegenheden waar ik kom, na de beëdiging van Onno als burgemeester van Maastricht, is een première van Barry. Hij heeft heel lief gezorgd dat ik via de achteringang naar binnen kan en ik heb een waanzinnig fijne avond. Natuurlijk ben ik in het begin zenuwachtig, weet ik niet goed hoe mensen zullen reageren en of ik er wel behoefte aan heb om veel te praten, maar het valt heel erg mee. Ik dans, drink, huil een beetje en heb lol. Natuurlijk weet iedereen hoe het zit en praat ik er ook over, maar wat is het fijn om even de kinderen los te kunnen laten en ‘gewoon’ op een feest te zijn.
Als ik op een dag de deur uit ga om boodschappen te doen, komt er een gezette Marokkaanse jongen met een vriendelijk gezicht op me af. Of ik de vrouw ben van Anton Kamerling? Hij heeft het ook zwaar, zit aan de antidepressiva, en hij zegt dat de een het nou eenmaal redt en de ander niet. Ik moet het mijn man maar niet kwalijk nemen; als je elke dag met zo’n rotgevoel wakker wordt, stemmen hoort, dan is het leven zwaar. Hij begrijpt ’m wel.
De opmerking van deze jongen raakt me. Ik heb weleens gedacht dat ik tekortschoot, omdat ik Antonie niet begreep. Maar als ik dat wel had gedaan, hadden we het dan gered?
Om los te komen van mezelf en vooral van mijn verdriet en het dagelijkse intense gemis van Antonie, ga ik naar bikramyoga. Ik vind het ontzettend interessant om te zien wat die vorm van yoga, 26 zich herhalende houdingen in een ruimte waar het veertig graden is, met me doet. Het fascineert me, de constante botsing van emoties die vrijkomen. De ene keer voel ik me fantastisch, de volgende keer ben ik kapot, soms fysiek, dan weer mentaal. Maar telkens als ik buiten sta, ben ik blij dat ik gegaan ben, twee keer per week, door weer en wind. Ik ga niet alleen, Antonies zusje Liesbeth gaat met me mee. We drinken daarna chaithee en praten; over Antonie, over mij en de kinderen en over haar. Het zijn fijne uurtjes die we met elkaar doorbrengen. Daarna ga ik naar huis en leef het leven van een weduwe.
Zo spreek ik het soms ook hardop uit, om het mezelf te horen zeggen: weduwe. Ik vind het een raar woord, het past niet bij me, maar het is wel op mij van toepassing. Ik ben een vrouw wier echtgenoot is overleden. Ik heb twee kinderen en daar moet ik voor zorgen. Nog steeds raak ik in paniek als ik daaraan denk. Maar zolang ik met de dag leef en na een paar maanden zelfs een afspraak voor een week later durf te plannen, weet ik dat het goed komt. Geen idee hoe lang het gaat duren, daar ben ik ook niet mee bezig. Niet meer. Ik heb me zo lang zoveel zorgen gemaakt, heb zo gehoopt dat het weer goed zou komen, werd zo overvallen door de dood van Antonie, dat ik eigenlijk alleen nog maar in het nu kan leven. Eerst omdat ik niet anders kan, later omdat ik niet anders meer wil.
28
Het is bijna kerst en inmiddels ben ik weer aan het werk. Ik speel Sally in de toneelvoorstelling When Harry Met Sally. De repetities gingen prima, die vielen onder schooltijd, maar het ’s avonds spelen valt me zwaar. Niet zozeer het spelen zelf – ik vind het prettig om te werken, soms even te kunnen vergeten wat er is gebeurd. Maar de kinderen hebben het er moeilijk mee, vooral Merlijn. Als hij ’s avonds mij met een klein stemmetje belt om te vragen hoe laat ik thuiskom, kun je mij wegdragen. In Groningen zitten en dan niet acuut naar mijn kind kunnen om bij zijn bed te zitten en hem te aaien tot hij in slaap valt vind ik verschrikkelijk. Maar dit is nou eenmaal mijn werk en ik moet ook geld verdienen. We zullen moeten wennen aan deze situatie en ik probeer zoveel mogelijk lieve en leuke oppassen te regelen.
Op een middag komt een van Vlinders favoriete oppassen al vroeg om samen met haar kerstversieringen te kopen. Samen gaan ze op de fiets de stad in. Vlak voor ik de deur uit ga om naar de opstapplek te fietsen vanwaar we met de crew naar de voorstelling van die avond reizen, gaat mijn telefoon. Het is de oppas, totaal in paniek: ‘Isa, er is iets ergs gebeurd, Vlinder is met haar voet tussen de spaken gekomen! Ik ben bijna thuis, ben je er?’
Natuurlijk ben ik er en binnen vijf minuten zitten we in de auto naar het ziekenhuis. Ik weet zeker dat ze weer haar enkel gebroken heeft. Ik bel de productie dat ik die avond zelf naar de voorstelling rijd. Gelukkig spelen we dichtbij, wat betekent dat ik nog wat langer bij Vlinder kan blijven. Mijn arme meisje, in het ziekenhuis valt ze in mijn armen in slaap. Dit is haar manier om met pijn om te gaan. Ik begin het helaas al te herkennen. En inderdaad, de foto’s laten zien dat er weer een breuk is in de enkel die de eerste keer ook was gebroken. Ongelooflijk: drie breuken in één jaar tijd!