Toen ik je zag(71)
Ik ben in de war. Het is vast heel ernstig allemaal, maar ik voel het niet echt. Ik deel het mee, breng het als een feit, emotieloos. Misschien kan ik het in de gegeven situatie gewoon niet bevatten. Mijn man verkeert al een hele tijd in een crisis, mijn moeder is dood en om door te kunnen stop ik alles in laatjes. Het zal wel een keer naar buiten komen, maar nu nog even niet.
Als ik ’s middags thuiskom, is Antonie bezig facturen te schrijven. ‘Hoe was het?’ vraagt hij.
Ik vertel hem dat ik het heel interessant vond wat de psychiater over mijn moeder zei en dat ik een heel goed gevoel bij hem had.
‘Fijn,’ zegt Antonie en hij gaat door met wat hij aan het doen is.
Heb je toen gedacht: mooi, dat is geregeld? Ik heb geen idee. Zoals ik zoveel niet wist op dat moment. Niet wist dat dit de laatste dag was dat we samen als gezin zouden eten. Dat we nog de gewone rituelen van de dag zouden uitvoeren, de kinderen naar bed brengen, de keuken opruimen, tandenpoetsen en naar bed. Heb jij bij alles gedacht: dit is de laatste keer? Zoals we dat bij een voorstelling hebben? Of was dit anders? En was je daar rustig onder of juist nerveus? Dit was het grootste en engste wat je ooit zou doen en je zou er niet meer over na kunnen praten. Niet kunnen delen hoe het gevoel dan was. Had je geen behoefte om dat allemaal op te schrijven? Of was je bang dat ik het zou vinden? Wist je dat de volgende dag je laatste zou zijn?
26
De volgende dag, woensdag 6 oktober 2010, breng ik Vlinder naar school. Daarna is het plan te gaan golfen, maar het miezert en ik krabbel terug. ‘Onzin, een beetje regen is toch niet erg?’ zegt Antonie terwijl hij de spullen al aan het pakken is.
Ik geef hem gelijk en vind het eigenlijk heel erg leuk dat we gaan. Antonie die uit bed is en ergens zin in lijkt te hebben, wauw! De regen houdt al snel op en de zon komt zelfs door.
Na twee holes te hebben gespeeld, zie ik aan Antonie dat hij op is. ‘Wil je niet liever naar huis, schat?’
Antonie schudt zijn hoofd. ‘Nee.’ Maar wat ziet hij er slecht uit. Dat kan bij hem ontzettend snel veranderen: als hij zich goed voelt straalt hij, als hij zich slecht voelt ziet hij er oud en afgepeigerd uit.
‘Weet je het zeker? Ik vind het echt niet erg…’
Maar hij wil blijven en we spelen door. Af en toe kijk ik naar hem. Ik probeer te peilen wat er in hem omgaat en op een gegeven moment vraag ik het.
‘Dat wil je niet weten,’ zegt Antonie.
Ik kijk opzij. ‘Dat wil ik wel, liefje. Ik weet dat het erg is, maar deel het alsjeblieft met me.’
Hij kijkt me aan en glimlacht als een boer met kiespijn. Maar hij zegt niets en we lopen door. Even later speel ik mijn eerste birdie op deze baan en ik ben opgetogen. Antonie moet om me lachen. Yes, ik kan het!
Golf is altijd een ding geweest tussen ons. Antonie kan het heel goed, toen we begonnen had hij al een voorsprong op mij en inmiddels heeft hij ook veel meer gespeeld dan ik. Ik ben helemaal niet slecht erin, maar niet snel tevreden en ben regelmatig kwaad, zelfs woedend geweest. Zo erg dat we er ruzie door kregen en Antonie niet meer met me wilde spelen als het zo doorging.
De laatste jaren gaat het beter en vandaag zelfs heel goed. Blijkbaar ben ik meer ontspannen en niet zo bezig met het leveren van een prestatie. Het voelt goed hier samen te zijn, ook al is Antonie moe. Als ik dat zeg en hem bedank, kijkt hij me lief aan.
Was dit het? Was dit jouw afscheid? Hoe bizar allemaal. Ik had geen idee. Jij wel? Wist je dat dit ons laatste moment samen was? Ik zal het nooit te weten komen.
Weer thuis vraagt Antonie of ik iets wil eten. Ik heb nog geen honger en zeg dat ik straks wel wat eet, als ik Vlinder uit school heb opgehaald. Hij eet de pannenkoek die over is van de vorige dag en zegt dat hij gaat slapen, hij is zo moe. Ik begrijp het. ‘Ga maar lekker slapen, schat. Ik ga zo fietsen. Ben over een uurtje weer thuis.’ Vlak voor hij de keuken uit loopt, zeg ik nogmaals hoe fijn ik het vond op de golfbaan. ‘Dank je wel, hè? Vond het echt heel lief dat je meeging vandaag.’
En Antonie is weg. Naar boven, naar bed.
Die middag komt er een vriendinnetje aan de deur om te vragen of Vlinder bij haar wil komen spelen. Ik vind het prima, heb nog een heel programma. Eerst Merlijn ophalen bij de sportdag en hem dan naar golfles brengen. Zaterdag moet hij op voor zijn GVB en dus ga ik na de les nog even met hem oefenen. Ik bel de moeder van het vriendinnetje en spreek af dat Antonie rond halfzes komt om Vlinder op te halen. Op het moment dat ik een briefje wil schrijven voor Antonie, hoor ik hem boven rondscharrelen. Ik loop naar de trap. ‘Wat goed dat je even wakker bent. Vlinder is bij Julie, ik ga nu Merlijn halen en naar golfles brengen. Wil jij Vlinder om halfzes ophalen? Tot straks.’ Ik geef hem een luchtzoen en race ervandoor.