Tachtig dagen rood(200)
Terwijl hij dat deed, ving ik een glimp van zijn horloge op. Er was ruim een uur verstreken sinds we waren aangekomen en ik had nog steeds niets van Dominik gehoord. Hij had beloofd me een sms’je te sturen wanneer hij zijn missie had voltooid of afgebroken, zodat ik zou weten dat hij in veiligheid was en niet alle alarmen had laten afgaan of was gearresteerd. Viggo had geen honden om de boel te bewaken en Dominik zou door de voordeur naar binnen gaan en hoefde dus niet over muren of door ramen te klimmen. Daar was niets gevaarlijks aan en er was dus geen enkele reden om me ongerust te maken.
Toch kreeg ik een wee gevoel in mijn maag. Ik ging over van de ene staat van ontreddering in de andere en begon weer te beven. Ik was één bonk zenuwen geworden, volkomen uit mijn gewone doen.
Viggo leunde naar voren en pakte mijn hand. Zijn handen waren groot en zijn handpalmen ruw; de nagels waren helemaal afgekloven. Nooit toonde hij iets van spanning of zenuwen, behalve dat hij altijd op zijn nagels beet.
‘Vertel me wat er is. Ik weet dat het niet om die foto’s gaat. Je bent jezelf niet sinds de tournee. Komt dat door die man die je hebt ontmoet?’
‘Dominik?’ Van verrassing en schrik kreeg ik ogen als theeschoteltjes. ‘Wat weet je van hem? En hoe kom je daarbij?’ vroeg ik. Doordat ik bang was te zijn betrapt, klonk er iets van een beschuldiging door in mijn stem.
‘Je hoeft niet preuts te doen, lieverd. We slapen met ons drieën, dus ik had niet bepaald het idee dat je eenkennig bent. En ik geloof ook niet dat Luba het zo nauw neemt. Ze is nu je fotograaf aan het verleiden. Maar als die andere kennis van jou je op een of andere manier heeft gekwetst…’
‘Nee, dat is het niet. Absoluut niet. Er was wel eens wat, zeker, maar dat lag nooit alleen aan hem. Niemand is volmaakt en ik zeker niet.’
Viggo lachte. ‘Als we in ons leven op de volmaakte man of vrouw zouden wachten, konden we blijven wachten. Daarom vind ik het fijn er meer dan één te hebben. De ene geeft je iets en de andere weer wat anders. Dat gaat prima. Vind ik tenminste. En Luba ook. En jij misschien ook wel.’
‘Dat is een heel volwassen benadering. Maar emoties zijn niet altijd zo makkelijk bij elkaar op te tellen, toch? En liefde zeker niet.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Het gaat erom een tussenweg te vinden, een compromis. En liefde is het grootste compromis van allemaal.’
‘Ik dacht dat rocksterren helemaal geen compromissen sloten,’ zei ik narrig.
‘Ik denk dat ik iets voor heb op de meeste mensen. Als ik iets wil hebben, krijg ik het meestal ook.’
Hij lachte vals en zoals altijd had zijn stem iets ironisch. Maar het was alsof er een emmer koud water over mijn hoofd werd gestort. Hij had mijn Bailly, het geschenk van Dominik waar ik zo veel waarde aan hechtte, het instrument dat voor mij het middel was geweest om mijn gevoelens over te brengen. Spelen zonder de Bailly was niet hetzelfde, nooit geweest, en ik wilde hem terug.
‘Je liet mijn viool stelen, toch?’ Ik liet mijn stem effen klinken, neutraal. Het was een vaststelling, geen beschuldiging.
Hij keek verrast, maar niet verontrust. Omdat hij niets ontkende en ook totaal niet in verwarring was gebracht, was ik er nu zeker van dat de Bailly in zijn bezit was. Op zijn gezicht was niets van verwondering of ongeloof te zien.
‘Ik weet niet precies wat je bedoelt,’ zei hij minzaam. Zijn gezicht was nu volkomen effen, een toonbeeld van onschuld.
‘Ik bedoel dat je mijn Bailly, de viool waarop je me zag spelen toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, hebt bemachtigd en aan je collectie hebt toegevoegd. Hij bevindt zich in je kluis. Met de andere dingen die je niet publiekelijk wilde vertonen. De andere dingen die je hebt gestolen. In het souterrain. Waar je je platencollectie bewaart, zoals je beweerde.’
Wie niet waagt, die niet wint.
Op dat moment deed Viggo iets wat ik totaal niet had verwacht.
Hij begon te huilen.
Toen ik zag hoe ontredderd hij was, vloeide alle woede uit me weg. De mist trok op. Zelden of nooit had ik een volwassen man zien huilen en ik wist niet goed wat ik moest doen. Ik boog me naar voren en streelde zijn arm.
Hij pakte zijn glas op en nam een flinke teug van zijn whisky. Hij dronk het glas helemaal leeg en zette het knarsetandend weer neer.
‘Het spijt me,’ zei hij zacht. ‘Ik dacht dat je het niet erg zou vinden.’
‘Dacht je dat?’ antwoordde ik verbaasd. ‘Waarom dacht je dat in vredesnaam?’
‘Je had hem bij je in die sjofele kist. Ik veronderstelde dat je geen idee had wat voor viool het was en dat je er niet heel veel waarde aan hechtte, anders had je hem niet meegenomen naar een doodgewone proefsessie. Ik nam aan dat het een van je oefenviolen was. Of dat de een of andere sponsor je hem had geleend. Er stonden er vast nog wel tien in de coulissen, dacht ik. Er wordt trouwens beweerd dat er een vloek op rust. Misschien heb ik je wel een gunst bewezen door hem je afhandig te maken. En ik zou er alleen af en toe naar gaan kijken. Ik zou hem bewaren, niet beschadigen. Hij zou veilig zijn in mijn kluis. Ik zou voor hem zorgen…’