1
Rennen
mijn voeten gingen in de maat met mijn hart.
Central Park was in het wit gehuld. Ondanks de betrekkelijke rust in het park voelde ik me voortdurend aan alle kanten omhuld door de uitdijende stad. Als van een enorme hand die een klein stukje vrije natuur omklemt, wezen de gebouwen als smerige grijze vingers de lucht in, ze omringden de ongerepte sneeuwdekens die het grasveld bedekten.
De sneeuw was nog vers, poedersneeuw, en het kraakte licht onder mijn voeten en dempte het neerkomen. De afwezigheid van kleur in het park versterkte mijn andere zintuigen, ik voelde de droge, ijskoude lucht langs mijn huid strijken als de aanraking van een ijzig, bovennatuurIijk wezen. Ik blies mijn adem uit, als rookwolkjes, en de koude lucht brandde in mijn keel.
Al een maand liep ik elke dag hard, sinds ik Dominiks boek in Shakespeare & Co. op Lower Broadway had ontdekt. Ik had het haastig gelezen, op de zeldzame, gestolen momenten dat ik alleen thuis was, op mijn hoede voor de waakzame blik van Simón.
Het was vreemd om Dominiks werk te lezen. De heldin leek in zo veel opzichten op mij. Hij had een aantal van onze gesprekken in de dialoog verwerkt, beschreef scènes uit mijn jeugd waarover ik hem had verteld, over de verstikkende ervaring van opgroeien in een dorp en mijn verlangen om eraan te ontsnappen. Hij had haar zelfs rood haar gegeven.
En Dominiks stem weerklonk door de hele tekst, glashelder. Zijn kenmerkende stijl, verwijzingen naar boeken die hij had gelezen en muziek waar hij van hield.
Het was twee jaar geleden dat we uit elkaar waren gegaan. Het ging gepaard met verschrikkelijke ruzie, mijn trots had de overhand gekregen en ik was vertrokken, iets waar ik tot op de dag van vandaag spijt van had. Toen ik naar zijn appartement was gegaan om het bij te leggen, was hij verdwenen. Ik had onder de kier van de deur door gegluurd en een lege kamer gezien met een stapel post op de vloer. Sindsdien had ik niets meer van of over hem gehoord.
Tot de dag dat ik hardloopschoenen ging kopen in Manhattan en zijn roman in de etalage zag liggen. Ik sloeg het boek nieuwsgierig open en was geschokt toen ik zag dat hij het, ondanks onze onstuimige relatie en de wrange manier waarop we uit elkaar waren gegaan, aan mij had opgedragen: ‘Voor S. Voor altijd de jouwe.’
Sindsdien had ik aan niets anders kunnen denken.
Hardlopen was voor mij de manier om mijn gevoelens te verwerken. Vooral ’s winters als de grond bedekt was met een witte laag en de straten rustiger waren dan normaal. ’s Winters was Central Park net een sneeuwwoestijn, de enige plaats waar ik een moment aan het rumoer van de stad kon ontsnappen.
Het was ook een kans ruimte voor mezelf te creëren, om na te denken, weg van Simón.
Hij dirigeerde nog steeds het Gramercy Symphonia, het orkest waar we elkaar hadden ontmoet.
Ik was drie jaar geleden bij de strijksectie gekomen, speelde op de Bailly-viool die ik van Dominik had gekregen. Simón was de dirigent en onder zijn begeleiding was mijn spel enorm verbeterd. Hij moedigde me aan solo te gaan en had me aan een impresario voorgesteld; inmiddels had ik een aantal tournees achter de rug en een paar cd’s uitgebracht.
Onze relatie was professioneel geweest, al flirtten we ook wel eens. Ik wist dat Simón verliefd op me was en deed weinig om hem te ontmoedigen, maar er was niets tussen ons gebeurd tot de ruzie met Dominik. Ik kwam toen net terug van tournee en kon nergens heen. Het appartement van Simón bij het Lincoln Centre met de ingebouwde repetitieruimte leek een voor de hand liggende keus, makkelijker en praktischer dan een hotel.
Maar toen verdween Dominik en de paar nachten met Simón werden al snel een paar jaar.
Ik liet het graag over me heen komen. Simón was een makkelijk mens en ik was op hem gesteld, hield zelfs wel van hem. Dat wij een stelletje vormden, werd door onze vrienden direct met enthousiasme begroet. Het was immers zo logisch, de jonge, virtuoze dirigent en zijn veelbelovende violiste. Na jaren overtuigd vrijgezel te zijn geweest, of met een man die mijn vrienden en familie niets voor mij vonden, hoorde ik er plotseling bij.
Ik voelde me geaccepteerd. Normaal.
Het leven ging ongemerkt voorbij in een gestage stroom van repetities en optredens, opnamestudio’s, de opwinding van het uitbrengen van mijn eerste cd en daarna nog een. Gezellige feestjes, etentjes met vrienden en familie met Kerstmis en Thanksgiving. We verschenen zelfs in een paar tijdschriften als het gouden muzikale koppel van New York. We waren na afloop van een concert in Carnegie Hall gefotografeerd, hand in hand, met mijn hoofd op Simóns schouder, mijn rode krullen door zijn donkere lokken gevlochten. Ik droeg een lange, fluwelen jurk met een laag uitgesneden rug.
Het was de jurk die ik voor Dominik had gedragen de eerste keer dat ik De vier jaargetijden van Vivaldi voor hem had gespeeld, in de muziektent in Hampstead Heath.