Tachtig dagen rood(202)
Luba was op-en-top in feeststemming, toen we naar de galerij teruggingen. In elke hand had ze een cocktailglas, waaraan ze afwisselend nipte.
‘Als je het niet erg vindt,’ fluisterde Viggo in mijn oor, ‘zou ik het avontuur van vanavond graag onder ons houden.’
We maakten haar onze excuses en vertrokken vroeg, zogenaamd omdat we hoofdpijn hadden. Ze was aan het kletsen met de vrouw in de gele jurk die we eerder aan de bar hadden gezien en leek er geen enkel bezwaar tegen te hebben met haar nieuwe vriendin alleen te worden gelaten.
Grayson was in een diep gesprek verwikkeld, aan de andere kant van de kamer. Ik besloot weg te gaan zonder afscheid van hem te nemen. Ik was nog niet helemaal bijgekomen van de schok die de foto’s mij hadden gegeven en wist niet wat ik tegen hem moest zeggen.
‘Maak je geen zorgen,’ zei Viggo, die aan mijn gezicht zag dat ik gemengde gevoelens had. ‘Ik zal hem geld geven om ze uit de expositie te halen, als je wilt. En ze opbergen in mijn kluis, veilig voor nieuwsgierige blikken.’
‘Dat is fijn,’ antwoordde ik. ‘Ik zal erover nadenken.’
We wachtten in de schaduw van een gebouw op een van de auto’s uit Viggo’s wagenpark. Ik had hem voorgesteld niet in de Buick te rijden om de kans te verkleinen dat we gedrieën gefotografeerd zouden worden. Hij zal wel gedacht hebben dat ik paranoïde was, maar stemde toe.
De koude avondlucht beet in mijn huid en ik rilde, ondanks de warmte en het gewicht van Viggo’s jack dat over mijn schouders was gedrapeerd.
Met trillende vingers viste ik het mobieltje weer uit mijn tas. Nog steeds geen antwoord.
Waar was Dominik?
***
Hoe meer hij in het donker naar zijn horloge tuurde om te zien hoe laat het was, hoe minder tijd er verstreken bleek te zijn sinds zijn laatste blik op het uurwerk. De tijd leek stil te gaan staan. Dominik wist dat het een psychologisch effect was en probeerde niet in paniek te raken.
In het begin veranderde de luchtkwaliteit niet, maar algauw werd het warmer in de afgesloten ruimte. Hij moest zijn overhemd losknopen en toen zijn rug nat werd van het zweet, trok hij het uit en spreidde hij het uit over de stenen vloer.
Hij probeerde alert te blijven, gespitst op elk geluid dat tot hem door zou dringen, door de dikke stalen deur heen. Maar in het huis was het volkomen stil. Alles wat hij kon horen, was het raspende geluid van zijn eigen adem. Nerveus begon hij af te tellen – naar een punt waarna geen terugkeer meer mogelijk zou zijn.
Alleen in een donkere ruimte. Met alleen zijn herinneringen.
Zou de dood zo voelen?
Herinneringen aan vrouwen, hun glimlach, hun ogen, stromen woorden die hij had gehoord, gesproken, opgeschreven – alles flitste voorbij op de reis naar het witte licht.
Lichamen, gezichten, borsten, geuren, de kleuren, de emoties.
En de dingen waar hij spijt van had. Te veel om op te noemen.
Dingen die hij had gedaan.
Dingen die hij niet had gedaan.
Dominik zat gehurkt op de vloer. De hitte werd steeds drukkender. De kostbare Bailly was binnen zijn bereik. Als hij in het donker nog maar wist waar hij was.
Werd de lucht nu ijler of lag het aan hem?
Hij kwam in de verleiding zijn ogen te sluiten en te gaan slapen, maar hij wist dat dat het enige was wat hij niet moest doen.
Hoe zou Summer zich hem herinneren in de komende jaren, wanneer hij er niet meer zou zijn, vroeg Dominik zich af. Als een stomme idioot die alles had verknoeid? Hij wist dat hij, als hij nu doodging, tot op het allerlaatste moment aan haar zou blijven denken. De herinneringen aan haar zouden als een film aan zijn geestesoog voorbijtrekken. Hij glimlachte zwakjes. Dit was de beste manier om te gaan, dacht hij, met Summer in gedachten, met haar lichaam voor ogen, voor eeuwig.
Zijn oogleden trilden. Zijn ogen vielen bijna dicht, toen hij iets dacht te horen. Een zwak geluid, van heel ver.
Hij luisterde, met ingehouden adem, maar het was weer stil. En toen weergalmde er iets. Zijn naam. Hij werd geroepen. Even vreesde hij dat hij hallucineerde, wat een teken zou zijn dat hij weggleed. Maar het geluid kwam dichterbij. Eerst de stem van Summer en toen die van een ander, een man. Viggo. Waarschijnlijk liepen ze de wenteltrap af.
Dominik wachtte tot hun stemmen de benedenverdieping bereikten en toen hun geroep eenmaal in het zwembad weergalmde, schreeuwde hij het eindelijk uit.
‘Ik ben hier. Hierbinnen.’
Hij hoorde driftige stappen. Ze renden naar de gesloten deur van de kluis.
En toen ging eindelijk de deur open, met een diepe zucht…
Het licht stroomde naar binnen. Dominik werd er even door verblind, omdat hij een paar uur in het donker gedompeld was geweest, maar hij herkende Summers wazige silhouet en de potlooddunne, slungelige vorm van Viggo, die achter haar stond. Hun gezichten kon hij nog niet onderscheiden.
‘Dominik!’ gilde Summer.