Reading Online Novel

Tachtig dagen rood(201)



Hij ratelde maar door, als een bezetene, en zijn schouders begonnen te schokken, alsof hij weer in snikken zou uitbarsten. Ik liet mijn ogen rond de bar gaan, maar niemand schonk ook maar enige aandacht aan ons. Waarschijnlijk konden ze ons niet eens zien, weggestopt als we waren in de hoek van de bank, waar het donker was.

‘Viggo,’ zei ik sussend, zo lief en aardig mogelijk, alsof ik tegen een kind praatte. ‘De viool was een geschenk. Van Dominik. Ik hield er meer van dan van wat ook ter wereld. Zoals ik van hem houd,’ voegde ik eraan toe. Die laatste woorden waren voor mij evenzeer een openbaring als voor Viggo wellicht.

Hij keek weer naar me op en veegde een sliert van zijn donkere haar uit zijn gezicht.

‘Nou,’ zei hij, met een glimlach, ondanks zijn rode ogen. ‘Dat is zo opgelost. Ik zal hem gewoon aan je teruggeven.’

‘Dat zou fijn zijn.’ Dat was wel heel zacht uitgedrukt, maar zijn aanbod leek zo zwak dat ik behoedzaam moest zijn. Hij kon zomaar van gedachten veranderen.

‘Maar…’

‘Ja?’ vroeg hij gretig.

‘Dominik heeft hem al teruggestolen. Of, beter gezegd, hij is hem nu aan het stelen.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg hij. Van schrik rolden zijn tranen niet meer.

‘Ik heb je sleutels gepakt,’ antwoordde ik. ‘En ze laten namaken. Het spijt me, maar ik wilde hem zo graag terug en ik dacht niet dat je hem zomaar zou willen afstaan…’

‘En je hebt mij en Luba hiernaartoe gelokt om ons uit huis te krijgen, zodat hij naar binnen kon?’

‘Ja.’

‘Maar je kent de code van de kluis niet.’

‘Hij dacht dat je verjaardag de code zou zijn. Of iets dergelijks. Hij moet nog steeds daarbeneden zijn, in het souterrain is geen bereik. Hij zou me sms’en wanneer het hem was gelukt in te breken en ook als hij zijn pogingen had moeten opgeven.’

De hele avond had ik af en toe op mijn mobiel gekeken, telkens wanneer Viggo zijn hoofd afwendde. Voor het geval dat ik om de een of andere reden de piepjes had gemist die aankondigden dat er een sms’je was gekomen.

Viggo verstrengelde zijn vingers en boog zich voorover. Hij liet zijn kin op zijn handen rusten, in gedachten verzonken. Wellicht ging hij de stappen na die Dominik moest uitvoeren om met succes in te breken.

‘Het zal hem niet lukken. De rest van het huis is een fluitje van een cent. Er zijn geen camera’s, geen boobytraps, niets van dat alles. De buren kunnen niet zien wie er door de voordeur naar binnen gaat en zelfs als ze dat wel zouden kunnen zien, zouden ze nog niet denken dat er iets niet klopte, als ze zagen dat iemand die ze niet kenden de deur met een sleutel opende. Je hebt toch niet het bed gedeeld met een kunstrover? Misschien heeft hij ingebroken, de viool en nog een paar andere zaken gepakt en is hij ermee vandoor gegaan.’

Krachtig schudde ik van nee. ‘Dat zou hij nooit doen. Dominik is een schrijver… hij heeft er wat onderzoek naar gedaan, voor een roman. Dat is de enige reden waarom hij in de Bailly is geïnteresseerd. Dat en mijzelf, geloof ik. Hoop ik.’

‘Schat, geloof me, een man begaat geen misdaad voor een vrouw op wie hij niet verliefd is. Hij moet verschrikkelijk veel om je geven om zich dit allemaal op de hals te halen.’

‘Ik hoop het. Ik denk dat ik het gauw genoeg zal weten.’ Ik keek weer op mijn mobiel. Het scherm was nog steeds leeg, volkomen beroofd van welke communicatie ook.

‘Laten we dan maar teruggaan en hem binnenlaten. Hij is toch niet gewapend? Ik wil niet dat hij me neerknalt, zonder te waarschuwen, als hij denkt dat hij wordt gesnapt.’

‘Dominik zou nooit–’

‘Een man die verliefd is, is niet te vertrouwen. Liefde doet rare dingen met je. Bel hem en zeg dat we eraan komen. En dat ik het instrument graag zal afstaan. Je mag er zelfs nog een uitkiezen, als je wilt, ter compensatie. Als je me niet aangeeft bij de politie…’

‘Ik zal je niet aangeven. En ik hoef niet nog een viool. Aan deze ene heb ik genoeg.’

‘Misschien iets anders dan.’

Ik viste mijn mobiel uit mijn tas en tikte haastig Dominiks nummer in. Zijn nummer was het enige wat ik uit mijn hoofd kende, de cijfers stonden in mijn brein gegrift.

Ik werd meteen met zijn voicemail verbonden. De vertrouwde klank van zijn stem, hoe kort die ook te horen was, vervulde me met verlangen.

Ik liet een bericht achter, vertelde dat het spel uit was, dat Viggo had bekend, dat ik had bekend, dat we naar de kluis zouden komen en niets geks zouden doen.

Maar hij zou het berichtje niet eens krijgen, dacht ik, tenzij hij de inbraak opgaf en naar een van de bovenverdiepingen ging om een telefoonsignaal op te vangen. Zelfs dan zou het een poosje duren voordat het bericht doorkwam. Doordat ik geen antwoord van hem kreeg, raakte ik een beetje in paniek. Ik was niet bijgelovig – ik lachte om horoscopen en glimlachte als een zwarte kat mijn pad kruiste – maar ik zou me prettiger voelen wanneer ik Dominik met eigen ogen zag en wist dat er niets verkeerd was gegaan. Hij had gewoon geen bereik, hield ik me voor, of misschien was hij vergeten het batterijtje op te laden en deed zijn telefoon niets meer.