Stoner(84)
Hij verontschuldigde zich bij de studenten voor het lokaal, maakte een grapje ten koste van het hoofd van de administratie en verzekerde degenen die stonden dat er morgen stoelen voor hen zouden zijn. Vervolgens legde hij zijn map op de beschadigde lessenaar die scheef op het bureau voor hem stond en nam de gezichten tegenover hem op.
Hij aarzelde even. Toen zei hij: ‘Degenen die de teksten van dit college hebben aangeschaft, mogen die naar de boekwinkel terugbrengen en krijgen hun geld terug. We zullen geen gebruikmaken van de teksten die in de syllabus vermeld staan – daarvan hebben jullie, neem ik aan, bij de inschrijving voor dit college allemaal een exemplaar gekregen. Evenmin zullen we gebruikmaken van de syllabus. Ik ben van plan tijdens dit college het onderwerp op een andere manier te benaderen, een benadering waarvoor jullie twee nieuwe teksten moeten kopen.’
Hij keerde zich met zijn rug naar de studenten en pakte een krijtje uit de goot onder het aftandse schoolbord. Even hield hij het krijtje besluiteloos vast en luisterde naar het gedempte gezucht en geschuifel van de studenten die zich aan hun tafels installeerden terwijl ze de routine ondergingen die hem plotseling bekend voorkwam.
‘We zullen de volgende teksten gebruiken,’ zei Stoner – en al schrijvend somde hij de woorden langzaam op – ‘Medieval English Verse and Prose, onder redactie van Loomis en Willard. En English literary Criticism: The Medieval Phase, door J.W.H. Atkins.’ Hij draaide zich richting de collegezaal. ‘Jullie zullen merken dat de boekwinkel deze boeken nog niet heeft ontvangen – het kan een week of twee duren voordat ze binnenkomen. Ondertussen zal ik jullie wat achtergrondinformatie geven over de inhoud en het doel van dit college, en zal ik jullie enkele bibliotheekopdrachten geven om jullie bezig te houden.’
Hij zweeg even. Veel studenten zaten voorovergebogen aan hun tafel ijverig op te schrijven wat hij zei. Een paar keken hem strak aan, met een lachje op hun gezicht om intelligent en begripvol over te komen. Enkelen keken hem vol verbazing aan.
‘De belangrijkste stof voor deze cursus,’ zei Stoner, ‘staat in de bundel van Loomis en Willard. We zullen de voorbeelden van middeleeuwse gedichten en proza met drie doelen bestuderen. Ten eerste als literaire werken die op zichzelf belangrijk zijn. Ten tweede om het begin van een literaire stijl en methode in de Engelse traditie te laten zien. En ten derde als retorische en grammaticale oplossingen voor tekstuele problemen die zelfs vandaag de dag van praktische waarde zijn en toegepast worden.’
Ondertussen waren bijna alle studenten opgehouden met aantekeningen maken en ze hadden hun hoofd geheven. En er staken een paar handen omhoog. Stoner wees naar iemand van wie de hand stabiel en hoog geheven bleef, een grote jongeman met donker haar en een bril.
‘Meneer, is dit Algemeen Engels 1, deel 4?’
Stoner glimlachte naar de jongeman. ‘Zou u willen zeggen hoe u heet, alstublieft?’
De jongen slikte. ‘Jessup, meneer. Frank Jessup.’
Stoner knikte. ‘Meneer Jessup. Ja, meneer Jessup, dit is Algemeen Engels 1, deel 4. En mijn naam is Stoner, zaken die ik, absoluut, bij aanvang van het college had moeten zeggen. Hebt u nog meer vragen?’
De jongen slikte. ‘Nee, meneer.’
Stoner knikte en keek welwillend de zaal door. ‘Heeft iemand anders nog iets te vragen?’
De gezichten staarden hem aan. Niemand glimlachte en een paar monden hingen open.
‘Heel goed,’ zei Stoner. ‘Ik ga door. Zoals ik bij aanvang van dit uur zei, is een van de doelen van dit college het bestuderen van een aantal werken uit de periode van ruwweg 1200 tot 1500. Enkele historische voorvallen zullen ons in de weg staan. Er zullen taalkundige problemen zijn, en filosofische, sociale en religieuze, theoretische en praktische. Eigenlijk zal alles wat we de afgelopen jaren hebben geleerd ons in zekere zin belemmeren. Want de manier waarop wij gewoonlijk over de aard van ervaringen denken, heeft onze eigen verwachtingen even radicaal bepaald als de manier waarop de middeleeuwse mens gewoonlijk over de zijne dacht. Laten we, ter inleiding, eens enkele van die geestesgesteldheden onder de loep nemen van waaruit de middeleeuwse mens leefde, dacht en schreef...’
Tijdens die eerste bijeenkomst liet hij de studenten niet het hele uur zitten. Na nog geen halve les rondde hij zijn inleidende bespreking af en gaf hun een opdracht voor het weekend mee.
‘Ik zou graag willen dat jullie een kort opstel schrijven, niet meer dan drie pagina’s lang, over Aristoteles’ opvatting van de topoi – of, in de nogal onnauwkeurige Engelse vertaling, het topic. Een uitgebreide bespreking van het topic vinden jullie in boek 2 van de Retorica van Aristoteles, en in de uitgave van Lane Cooper staat een inleidend artikel dat heel behulpzaam zal zijn. Het opstel komt... maandag aan de orde. En dat is, denk ik, alles voor vandaag.’