Reading Online Novel

Stoner(22)



Edith was verdwenen. Stoner keek bijna wanhopig om zich heen of hij haar ergens zag. Maar bijna twee uur lang keerde ze niet naar de woonkamer terug, totdat Stoner en haar ouders elkaar hadden kunnen ‘spreken’.

Dat ‘spreken’ gebeurde indirect, zat vol toespelingen, verliep traag en werd onderbroken door lange stiltes. Horace Bostwick sprak over zichzelf, in korte monologen gericht op een punt dat minstens tien centimeter boven het hoofd van Stoner lag. Stoner kreeg te horen dat Bostwick uit Boston kwam en dat zijn vader op het eind van zijn leven zijn loopbaan bij de bank en de toekomst van zijn zoon in New England had geruïneerd door een reeks onhandige investeringen waardoor zijn bank moest sluiten. (‘Verraden,’ zei Bostwick richting het plafond, ‘door foute vrienden.’) Aldus was de zoon kort na de burgeroorlog naar Missouri gekomen, van plan westwaarts te trekken. Maar hij was nooit verder gekomen dan Kansas City, waar hij nu en dan op zakenreizen naartoe ging. Met in zijn achterhoofd het fiasco, of verraad, van zijn vader, bleef hij bij zijn eerste baan bij een kleine bank in St. Louis hangen. En toen hij tegen de veertig liep en met een eenvoudig baantje als onderdirecteur zijn zaakjes op orde had, trouwde hij met een plaatselijk meisje van goede komaf. Uit dat huwelijk was niet meer dan één kind geboren. Hij had een zoon gewild en een meisje gekregen, en dat was een andere teleurstelling die hij nauwelijks probeerde te verhullen. Net zoals veel mannen die hun succes onvolledig vinden, was hij buitengewoon ijdel en werd hij in beslag genomen door een besef van zijn eigen gewichtigheid. Elke tien of vijftien minuten haalde hij een groot gouden uurwerk uit zijn vestzak, wierp er een blik op, en knikte zichzelf toe.

Mevrouw Bostwick sprak minder vaak en minder direct over zichzelf, maar Stoner had algauw door wat voor type zij was. Het was een bepaald soort zuidelijke dame. Afkomstig uit een oude en geleidelijk verarmde familie, was ze opgegroeid met de gedachte dat de behoeftige omstandigheden waarin de familie leefde niet pasten bij de kwaliteit ervan. Ze had geleerd uit te kijken naar verbetering van hun positie, maar waaruit die verbetering bestond was nooit precies omschreven. Haar huwelijk met Horace Bostwick was ze aangegaan met diezelfde ontevredenheid, waar ze zo aan gewend was dat die deel uitmaakte van haar persoonlijkheid. En met het verstrijken van de jaren namen de ontevredenheid en verbittering toe, en werden zo alomtegenwoordig dat er geen enkel kruid meer tegen gewassen leek. Haar stem was zwak en hoog, en er klonk een hopeloosheid in door die al haar woorden kleurde.

Pas laat in de middag sneed een van hen het onderwerp aan dat hen bijeen had gebracht.

Ze vertelden hem hoe dierbaar Edith hun was, hoezeer ze zich zorgen maakten over haar toekomstige geluk, over de voordelen die ze had genoten. Stoner werd ernstig in verlegenheid gebracht en probeerde op gepaste wijze te reageren.

‘Een heel bijzonder meisje,’ zei mevrouw Bostwick. ‘Erg gevoelig.’ De rimpels in haar gezicht verdiepten zich en met een oude verbittering zei ze: ‘Geen mens, niemand kan de fijngevoeligheid van... van...’

‘Ja,’ zei Horace Bostwick ongeduldig. En hij begon te informeren naar wat hij Stoners ‘vooruitzichten’ noemde. Stoner deed zijn best hier zo goed mogelijk op in te gaan, en hij verbaasde zich erover hoe pover het aandeed.

‘En u hebt behalve van uw werk geen inkomsten?’ zei Bostwick.

‘Nee, meneer,’ zei Stoner.

Bedroefd schudde meneer Bostwick zijn hoofd. ‘Edith heeft “voordelen” genoten, weet u. Een uitstekend huis, bedienden, de beste scholen. Ik vraag me af – ik ben bang voor de achteruitgang in levensstandaard die zij onvermijdelijk bij uw – ehm, omstandigheden – die...’ Zijn stem stierf weg.

Stoner voelde een golf van misselijkheid opkomen, en ook enige verontwaardiging. Hij wachtte even voordat hij antwoord gaf, en hij liet zijn stem zo vlak en uitdrukkingsloos mogelijk klinken.

‘Ik moet zeggen, meneer, dat ik nog niet over deze materiële zaken heb nagedacht. Het geluk van Edith heeft, uiteraard, mijn... Als u denkt dat Edith ongelukkig zal worden, dan moet ik...’ Hij zweeg, zocht naar woorden. Hij wilde de vader van Edith vertellen hoeveel hij van zijn dochter hield en hoe zeker hij ervan was dat ze samen gelukkig zouden zijn, en over hoe ze konden leven. Maar hij maakte zijn verhaal niet af. Op het gezicht van Horace zag hij zo’n bezorgdheid, verbijstering en een soort angst dat hij er geschrokken het zwijgen toe deed.

‘Nee,’ zei Horace Bostwick haastig, en zijn gezicht klaarde op. ‘U begrijpt me verkeerd. Ik probeerde u slechts te wijzen op bepaalde “moeilijkheden” waarmee u in de toekomst te maken zou kunnen krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat jullie als jongelui al over dit soort zaken hebben gesproken, en ik ben ervan overtuigd dat jullie beiden weten wat jullie doen. Ik respecteer uw oordeel en...’