Reading Online Novel

Slaven van de Klau(27)



Hij laadde hem nuttig lijkende materialen op de springer, zoals plastronkoord, een granaatgeweer, een kist noodrantsoenen, watertanks, brandewijn, een infraroodkijker, een verrekijker, een hogedrukspuitbus die hij gevuld had met fluorescerende kleurstof, voor het geval zich onzichtbare wezens manifesteerden, welke hij zou kunnen volgen als hij ze verfde. Hij nam ook een draagbare tv zender mee, waarmee hij in contact wilde blijven met Thifer.

Thifer volgde de voorbereidingen licht geamuseerd. Uiteindelijk was Magnus Ridolph gereed om te vertrekken. Als spontaan keek hij Thifer argeloos aan. 'Misschien wilt u mij wel graag vergezellen? U moet toch nieuwsgierig zijn.'

Thifer begon weer te snuiven als een mastodont. 'Zó nieuwsgierig ben ik nu ook niet! Ik was al zo nieuwsgierig dat het me honderdtweeëndertigduizend munits kostte, en dat is wel genoeg.'

Magnus Ridolph knikte spijtig. 'Tot ziens dan maar.'

'Tot ziens,' zei Thifer. 'Schakel de zender in zodra je arriveert. Ik wil zien wat er gebeurt.'

De springer verhief zich op zijn vier stuwers. De straalmotor sloeg aan en het vliegende plankier gleed weg over de kale vlakte.

Thifer keek de speurder na tot zijn voertuig een roze stip in de verte was geworden en begaf zich toen weer naar de koepel. Binnen trok hij zijn luchtpak uit, zette een grote pot thee en installeerde zich voor het telescherm.

Twee uur later ging het oproeplampje aan. Thifer drukte een toets in. Op het scherm verscheen een beeld van oase C en hij hoorde de stem van Magnus Ridolph.

'Alles is min of meer normaal. Geen spoor van iets vreemds te zien. Ik zweef op een hoogte van vijf meter. Ik heb de hele oase afgezet met struikeldraden. Er kan nog geen slang binnenglippen zonder dat ik het merk. De zon gaat onder, zoals u ziet.'

'Ik zal de schijnwerpers maar aandoen,' zei Ridolph. Thifer zag het tafereel opeens oplichten. 'Met tussenpozen wil ik het terrein besproeien met lichtgevende verf. Als er iets aanwezig is dat massiever is dan vacuüm, dan moet het zich verraden.'

Zijn stem werd zachter. En Thifer zag het beeld veranderen terwijl Ridolph de springer langzaam over de oase liet zigzaggen.

Het werd donker. Buiten het bereik van de lampen verdween de wereld in het zwart. Op Thifers scherm was de oase te zien als een grafisch contrast in zwart en wit waarin de glazen bladeren aan de bomen glinsterden en flonkerden als dauwdruppels. Tijdens de volgende uren bracht Magnus Ridolph enkele malen bondig verslag uit.

'Niets ongewoons. Er verandert niets.'

Toen hoorde Thifer hem zeggen, op verbaasde toon: 'Ik krijg een eigenaardig gevoel van binnen - het is onbeschrijflijk. Een aanwezigheid als van-'

De stem zweeg abrupt. Het beeld op het scherm maakte een duizelige draai.

Toen zat Thifer naar een zwart beeld te kijken. Langzaam kwam hij overeind. 'Mmf,' mompelde hij. 'Blijkbaar heeft die ouwe geit z'n geld op de moeilijke manier verdiend.'

De volgende dag toen hij behoedzaam een verkenning van C uitvoerde, vond hij geen spoor van de speurder, noch van zijn springer of andere uitrustingstukken. Magnus Ridolph was even volledig weggevaagd alsof het Noodlot teruggegrepen had in het verleden en zijn geboorte had uitgewist.

Thifer haalde zijn schouders op. Het bleef een mysterie, want hij was niet van plan er nog meer geld aan te vergooien of nog meer mensen in gevaar te brengen. Hij zou C en D tachtig dagen per jaar gebruiken en ze tijdens de gevaarlijke dagen evacueren. Dat was het verstandigste wat hij kon doen.

Er gingen twee dagen voorbij. Op de nacht van de tweede dag zat Thifer met de voorman Smitz en de hoofdingenieur Edson aan de lange eettafel. De tafel was al afgeruimd. De drie bespraken een kleine raffinaderij aan de ingang van de centauriummijn. Op de tafel stond een maquette van het fabriekje en ze hadden kroezen bier bij de hand.

De deur ging open, Magnus Ridolph kwam rustig binnen en knikte. 'Goedenavond, heren. U heeft het druk, zie ik. Gaat u toch gewoon verder. Laat mij u niet storen.'

'Ridolph!' brulde Thifer. 'Waar heb jij uitgehangen?'

Magnus Ridolph keek hem vragend aan. 'Wel, ik ben natuurlijk met mijn onderzoek bezig geweest.'

'Maar - je was verdwenen!'

Magnus Ridolph streelde bezadigd zijn sik. 'In zekere zin, ja. Maar slechts tijdelijk, zoals u ziet.'

Thifer fronste en zijn roodbruine ogen priemden in Ridolphs ogen. Plotseling laaiden ze heet op. 'Wou je zeggen dat je er stiekem tussenuit geknepen bent?'

Magnus Ridolph maakte een bruusk, boos gebaar. 'Stil toch, man! Hoe kan ik verdomme praten als u als een schaap zit te blaten?'

Nu kreeg Thifers gezicht de bruine kleur van hysterie. Met zijn laagste stem zei hij: 'Steek maar van wal. Je mag er wel iets moois van maken.'

'Ik verdween. Precies zoals al uw mannen verdwenen zijn. Ik werd gegrepen door dezelfde macht die hen wegvoerde.'

'En wat is dat voor macht?'

Magnus Ridolph ging zitten. 'Het is een groot zwart voorwerp. Het oefent een onweerstaanbare aandrang uit. Het laat zich niet tegenwerken.'