Slaven van de Klau(26)
'Nee. Geen een. Drie sterren en één planeet, meer hebben we hier niet.'
'Weet u het zeker? Dit stelsel ligt immers buiten het Gemenebest en het is waarschijnlijk niet gekarteerd.'
'Ik weet het zeker, ja. Er zijn alleen die drie sterren en Jexjeka.'
Ridolph dacht een ogenblik. Toen zei hij: 'Jexjeka draait rond Rouge en de donkere ster Noir draait om Blanche? Klopt dat?'
'Klopt als een bus. En Rouge en Blanche draaien om elkaar. Een complete draaimolen is 't.'
'Ha-ha-ha,' lachte Smitz.
'Heeft u de duur van deze omwentelingen bepaald?'
'Nee. Wat maakt het uit? Het klinkt even stom als je spoken-idee.'
Ridolph fronste. 'Laat u dat maar door mij bepalen. Tenslotte heeft u honderdtweeëndertigduizend munits betaald voor mijn diensten.'
Thifer lachte. 'Daar heb ik al een oplossing voor. Maak je maar geen zorgen! Je brengt je geld wel op. Als het met detectivewerk niet lukt, dan maar met graven. Wij betalen onze mannen vijftien munits per dag plus kost en inwoning.'
Magnus Ridolph vroeg op vriendelijke toon: 'Begrijp ik u goed? Als ik de verdwijningen niet kan verklaren, dan betaal ik u uw honorarium terug met arbeid?'
Thifers lach dreunde weer door de kamer en Smitz voegde zijn dorre gegrinnik aan de feestvreugde toe.
'Je kunt kiezen uit drie mogelijkheden,' legde Thifer uit. 'Het raadsel oplossen, verdwijnen of graven. Dacht je dat ik zo'n stommeling was dat ik je zo'n streek liet uithalen als je me op Azuur flikte zonder dat ik iets terug zou doen?'
'Aha,' zei Magnus Ridolph, 'u denkt dat ik u oneerlijk behandeld heb. En u heeft me naar Jexjeka gebracht om mij aan het werk te zetten in uw mijnen.'
'Je begrijpt het helemaal, kerel. Ik laat niet over me heenlopen, weet je.'
Ridolph wijdde zich weer aan de komkommer. 'Uw onplezierige dreigementen zijn overbodig. Ik ben van plan het mysterie van de verdwijningen op te lossen.'
Thifers grote mond hikte nog na van het lachen. 'Dat lijkt me heel verstandig.'
'Nog een vraag,' zei Ridolph. 'Hoe lang is precies het interval tussen de verdwijningen?'
'Vierentachtig dagen. Iets meer dan een jaar - een jaar van Jexjeka, dus. Het jaar hier is tweeëntachtig dagen van zesentwintig Aardse uren.'
'En wanneer valt de eerstvolgende kritieke nacht?'
'Over - even kijken - vier dagen.'
'Dank u,' zei Ridolph, die verder at.
'Heb je al ideeën?' vroeg Thifer.
'Massa's. Zo werkt mijn methode. Ik onderzoek alle denkbare hypothesen. Ik rangschik ze en maak zo volledig mogelijke onderverdelingen. Als ik grondig genoeg ben geweest, bevindt de werkelijkheid zich onder deze hypothesen.
Tot dusver lopen mijn theorieën van gapende spleten die de mannen verzwelgen via geesten tot de mogelijkheid dat u deze mannen zelf vermoord heeft, misschien voor de verzekeringspenningen.'
Smitz' mond viel open en zijn kin bengelde heen en weer. Hij keek geschrokken naar Thifer en deinsde onwillekeurig terug.
Thifers gezicht was een onleesbaar masker van gevlekt leder. 'Alles is mogelijk,' zei hij.
Magnus Ridolph maakte een pedant gebaar met zijn vork. 'Veel dingen zijn niet mogelijk. Uw denkbeeld van spoken - pseudogodsdienstige boemannen - is niet mogelijk. Mijn denkbeelden zijn wel mogelijk. Ik geef wel toe dat als uw soort geesten mogelijk was, ze wel graag op Jexjeka zouden spoken. Zo'n naargeestige wereld heb ik nog nooit ergens gezien.'
'Je went er wel aan,' zei Thifer grimmig. 'Honderdtweeendertigduizend munits gedeeld door vijftien munits per dag is - zevenentachtighonderd dagen. Je boft nog dat je kost en inwoning en werkkleding gratis krijgt.'
Magnus Ridolph stond op van tafel. 'Uw humor slaagt er niet in mij te vermaken. Als u mij wilt verontschuldigen.' Hij vertrok met een buiging. Toen de deur dicht gleed, hoorde hij Thifers dreunende lach en Smitz' kruiperige gekakel. Ridolph glimlachte fijntjes.
Nog vier dagen voor de kritieke nacht aanbrak. Ridolph ging naar de springer, steeg hoog op en vloog over de planeet. Hij landde op de polen. De noordpool was een hellend veld van basalten treden met vijfhoekige barsten. In het zuiden trof hij een golvende vlakte van lavasteen. Een hier achtergelaten voetafdruk zou er tot in alle eeuwigheid blijven liggen. Maar mijlen in de omtrek was het oppervlak onberoerd.
Hij verkende dalen en spleten, landde op messcherpe bergtoppen, keek neer in de zwarte, zwart met roze, en grijs met roze stenenchaos. Nergens vond hij een spoor van de verdwenen mannen.
Hij bestudeerde stations C en D met ogen die iedere vierkante centimeter als een afzonderlijk gebiedje bezagen. Maar behalve de verdwenen glazen bladeren vond hij niets suggestiefs.
De vierde dag brak aan. Bij het ontbijt begon Thifer een joviaal gesprek. Hij treiterde Magnus Ridolph met vragen over zijn ongelukkig afgelopen dierentuin, sprak enkele malen zijn verwondering uit over de verbijsterende kosten van het voederen van exotische dieren. Magnus Ridolph hield zijn antwoorden kort. Het mysterie had zijn harnas van gelijkmoedigheid aangetast. En hoewel hij er een hekel aan had zichzelf als aas te gebruiken, kon hij geen andere manier bedenken om klaarheid in de zaak te brengen.