Reading Online Novel

Prinses Daisy(61)



'Het lijkt mij meer een mormeltje,' zei Stash.

'Nee, een stropershond. De moeder is een half Ierse wolfshond, gekruist met een hazewind en de vader is een kruising van ruigharige en gladharige hazewind, met whippet en herdershond erin van een generatie terug. Iets mooiers kun je niet verlangen.'

'Dat is dus een bastaard.'

'Nee, meneer, een jachthond. Op de hondententoonstellingen zult u ze niet tegenkomen, maar een betere hond kunt u niet hebben.'

'Waarom verkoop je hem dan, als het zoiets bijzonders is?'

'Het is een nest van acht jongen. Daar kan ik toch niet allemaal mee rondreizen? Maar degene die hem koopt vaart er wel bij.' De zigeuner wist, dat de ene achterpoot van de welp die Daisy zo vol bewondering vasthield, korter was dan de andere. Zo'n jachthond kon een haas waarschijnlijk niet inhalen en was zijn voer niet waard. De zigeuner was van plan geweest om hem achter te laten als hij verder ging, maar het voorgeslacht van het hondje was precies zoals hij had opgegeven en als hij niet die te korte poot had gehad, zou hij hem voor duizend gulden hebben verkocht.

'Kom, ga maar mee terug, Daisy.'

Daisy hoefde niets te zeggen. De smeekbede in haar blik was genoeg om Stash het gevoel te geven, dat hij het hondenprobleem te lang had uitgesteld.

'Goed dan,' zei hij haastig, 'ik beloof je dat je een hond van me krijgt. Volgend weekend, Daisy. We gaan naar een paar goede kennels en dan kun je zelf een hond uitzoeken die je hebben wilt. Dit is een bastaard, een soort van hazewind en de hemel weet wat nog meer. Dat is niets voor jou. Jij moet een zuiver rashondje hebben.'

'Ik wil Theseus.'

'Theseus? Hoe kom je daar nu bij?'

'U weet toch wel, vader, die jongen die in het labyrint tegen de minotaurus ging vechten — we zijn nu met de Griekse sagen bezig bij lady Alden.'

'En dat is Theseus?'

'Ik wist het meteen zodra ik hem zag.'

'Typische naam voor een stropershond,' zei de zigeuner.

'Dat doet er niet toe,' snauwde Stash. 'Hoeveel vraag je ervoor?'

'Tweehonderd gulden.'

'Ik geef je er vijftig voor.'

'Dan leg ik die andere honderdvijftig erbij, van het geld dat ik voor Kerstmis heb gekregen, vader.' Daisy viel midden in de onderhandeling, tot de schrik van de twee mannen die van tevoren al bereid waren de koop op honderd gulden af te maken.

En zo kwam Theseus, de stropershond, waar Stash tenslotte honderdtwintig gulden voor had moeten geven, in Londen wonen, waar Daisy nu naast haar andere bezigheden de taak op zich nam hem eten te geven, af te richten en met hem te wandelen. Ze overwon met succes de eerste moeilijke weken, waarin Theseus dikwijls door de zwaarte van zijn ronde buik in elkaar zakte en zonder hulp niet op kon staan, maar dank zij flinke porties gehakt, rauwe eieren, melk en honing werd hij al gauw sterker. Hij deed zijn naam als stropershond eer aan op de dag, waarop hij als een schim de grote provisiekast in de keuken indook, en zonder zich door enig geluid te verraden een schotel met gevulde kippenborstjes leeg vrat, tot grote woede van de kokkin die wel haar vermoedens maar geen bewijzen had.

Hij kon al heel gauw met zijn kortere achterpoot uit de voeten, die alleen tot uiting kwam door een slingerende gang, als van een iemand die drie borrels op heeft, maar er nog best een paar lust. Hij sliep in een mand naast Daisy's bed, vaak op zijn rug met alle vier zijn pootjes in de lucht, en stond al vlug op hartelijke en vertrouwelijke voet met de pony van Daisy, snuffelde als een vurige minnaar aan Merlins neus en ging opgerold aan haar hoeven liggen.

Maar door hem waren de bedienden van Valensky in twee kampen verdeeld: zij die met hem aanpapten en hem verwenden, slachtoffers van zijn misleidende tactiek van wild enthousiasme samen met een blik van diep ontroerende weemoed, waardoor hij hun hart wist te doen smelten. En zij, die hem niet konden luchten om de gegronde reden, dat voor Theseus niets heilig was, hun rosbief niet, hun blinis niet, hun plakken spek niet. Ook niet hun pirosjki of hun fondue, en hun kroezen donker bier al helemaal niet.

De Russische bedienden van Stash waren nu allemaal in de zeventig, velen van hen waren overleden en anderen gepensioneerd. Maar zij die nog waren overgebleven, die Rusland in 1912 als hele jonge mensen hadden verlaten, aten nu een menu dat de hoogtepunten van de Engelse, Zwitserse en Russische keuken in zich verenigde. Met de leeftijd was hun gezonde eetlust alleen nog maar toegenomen.

Theseus at iedere dag ongeveer zijn eigen gewicht en in korte tijd werd het flodderige welpje een slank gespierd dier. Zo groot als een flinke, sterke windhond; vijfenzeventig centimeter hoog tot aan de schouder. Zonder de deuren van de keuken en de provisiekast stevig op slot te doen was het onmogelijk hem eruit te houden. Hij was een laag tegen de grond, heimelijk sluipend vrijwel onzichtbaar dier, dat stilletjes op zijn prooi toesprong, het in één hap opslokte en verdween voor de diefstal werd ontdekt. Hij vervulde alleen maar zijn functie in het leven, maar slechts weinig mensen hadden begrip voor deze aangeboren misdadigheid, een bandeloosheid die er eeuwenlang in was gefokt.