Prinses Daisy(184)
Trojka Een: Prinses Daisy en Patrick Shannon.
Trojka Twee: Burgemeester Koch, gouverneur Carey, Anne Ford en Bess Myerson.
Trojka Drie: Sinatra, Johnny Carson, Sulzberger en Grace Mirabella van 'Vogue'.
Trojka Vier: John Fairchild, Woody Allen, Helen Gurley Brown, David Brown en Rona Barrett.
Trojka Vijf: Streisand, Peters, Barbara Wakers. ..
Iets stoorde haar in haar vrome overpeinzing, er bewoog iets dat er in dat hel verlichte, wachtende, met bloemen overladen paviljoen nog niet hoorde te zijn. Nee, dacht Candice, nee, dat kon Theseus eenvoudig niet zijn. Hij stond niet op haar lijst. Groot, harig en deze keer afschuwelijk uitgelaten in plaats van schuw, denderde het angstaanjagende beest het paviljoen binnen, zijn kop op een sinistere manier gebogen en haar aankijkend met een kwaadaardige blik die blijkbaar een of andere aanval voorspelde. Candice stond versteend van afgrijzen. Het vreselijke dier kwam zijdelings op Candice af en snuffelde aan haar kruis met een overgave die, als ze het had geweten, een welgemeend compliment betekende. Ze sidderde van verontwaardiging.
'Hij vindt je aardig,' zei Daisy.
Toen drong het pas tot Candice door, dat Theseus stevig aan een lijn van met zilveren lovertjes bezette linten, waar een ruikertje madeliefjes doorheen was gevlochten, vastzat. Ze werd er voor behoed hardop te jammeren, maar ze durfde nog steeds niet op te kijken en zei met een bevende angstige stem: 'Daisy, wat is dat in godsnaam voor een soort hond?'
'Een edele stropershond,' antwoordde Daisy, waarmee ze de vraag voorgoed afdeed.
Toen Daisy naar voren kwam, brak al het licht in miljoenen glinsterende staafjes, toen het door haar japon werd gereflecteerd. Hij was bezaaid met lovertjes, en om het smalle middel waren stroken van gouden en bronzen lovertjes geweven alsof het linten waren. Diezelfde stroken vormden een wijde boog om de hoge hals en markeerden een wijde zoom. De japon was een voorbeeld van ongeëvenaard theatraal effectbejag, zoals in de afgelopen vijftig jaar niemand had durven dragen. Een japon om eenmaal in het leven te dragen, alleen geschikt om na vanavond aan een museum te schenken.
Daisy en Patrick Shannon, met Theseus tussen hen in, liepen het paviljoen door en gingen naar buiten, waar een zilver gelakte trojka vol bloemen voor hen klaarstond. De potige koetsier bekeek ze alledrie met een vriendelijke blik.
'Zegt u het maar als u klaar bent, en dan moet u achteroverleunen tot hij gaat rijden,' verkondigde hij.
'Mag ik alstublieft de teugels hebben?' vroeg Daisy. 'Als u uitstapt kunt u de volgende trojka mennen.'
'U kunt hier niet mee rijden juffrouw,' antwoordde de man verschrikt.
'Als ik dat niet kan,' lachte ze, 'dan bestaat er geen erfelijkheid.
'Het is uw eigen risico,' waarschuwde hij haar.
'Dat zal wel. . . maar dat houdt mij niet tegen.'
De koetsier die zijn nederlaag erkende, sprong er in zichzelf mopperend uit.
Prinses Daisy Valensky stond met één vloeiende, onbezorgde beweging op, verplaatste haar gewicht stevig en gelijkelijk over beide benen, strekte haar armen uit en verzamelde de zes teugels in een gebaar dat de nacht deed zingen. Bij haar aanraking werden de paarden rustig en wachtten gedwee. Shannon en Theseus gingen op hun gemak zitten en keken naar haar op. Ze was sterk, plooibaar, sereen en blij; meesteres en dienares van het ogenblik.
'Nou?' zei ze vragend tegen Shannon. 'Wat vind je van "Tallyho"?'
'Ik geef de voorkeur aan "Lafayette, hier zijn we",' antwoordde hij.
'Maar waarom niet "en avant"?' vroeg Daisy, om de vreugde te rekken.
'Misschien is zelfs een eenvoudig "hortsik" ook goed,' antwoordde hij, en voelde even een ogenblik medelijden met alle mannen in de wereld die niet Patrick Shannon waren.
De zilveren belletjes van de paarden rinkelden liefelijk in de avond, en met één moeiteloos gebaar, zo onberispelijk en afdoend, dat ze geen commando meer hoefde te geven, zette Daisy de drie witte paarden in galop en liet de trojka over de sneeuw voortsnellen naar de lichtjes die, zoals zij wist, in de verte wenkten.