Reading Online Novel

Prinses Daisy(52)



'Ja, pappie.'

'Vind je het leuk om ze te krijgen?'

'Ja.'

'Weet je nog wat ze betekenen?'

'Dat je aan me denkt.'

'Bewaar je ze?'

'O, ja, pappie, ik bewaar ze.'

'Waar bewaar je ze dan, Daisy, lieverd?'

'Ik geef ze aan Dani.' 'O.'

'Ze vindt het leuk om ermee te spelen.'

'Daisy, ga mee naar het poesje kijken.'





Iedere keer als hij uit Californië naar Londen terugkeerde, dwong Stash zich om niet de weken te tellen tot hij Daisy weer mocht zien. Hij faalde jammerlijk. Hij kon de verleiding niet weerstaan een rechter te raadplegen die hij persoonlijk kende, zonder hem iets over het bestaan van Daniëlle te vertellen. Hij verklaarde alleen dat zijn vrouw nadat zij uit elkaar waren hem de toegang tot zijn kind had beperkt. De enige wegen die hem openstonden, werd hem spoedig te verstaan gegeven, zouden publiciteit met zich meebrengen. Stash kreeg het advies te wachten. Vaak wordt in gevallen als deze, als een kind ouder wordt, de toegankelijkheid gemakkelijker gemaakt, vooral als het kind zelf sterker beïnvloed kan worden naarmate het volwassener wordt. Dus wachtte hij, met dezelfde razende, onverdroten maar machteloze woede die hij in zijn eerste jaar in de RAF had gekend; toch kwam er nooit iets anders bij hem op dan dat hij zou zegevieren. Zo niet nu, dan heel spoedig.





Tegen dat Daisy vijf was geworden, hielp het kind al een aardig handje mee in huis, maakte haar bed op en dat van Dani, hield de kamer schoon die zij samen deelden, droogde de vaat, gaf de moestuin water en wiedde het onkruid. Francesca die juist een brief van Matty had ontvangen waar weer een scenario was bijgesloten, dat zij wel goed vond, legde Daisy uit, dat ze misschien een poosje weg moest om te werken en voor hen allemaal wat geld te verdienen, maar dat ze heel gauw weer terug kwam. 'Hoe lang?' vroeg Daisy angstig.

'Zes weken maar,' antwoordde Francesca en Daisy barstte in tranen uit.

'Daisy,' zei Francesca verwijtend, 'je bent nu groot genoeg om het te begrijpen. Zes weken is niet zo lang, en ik kom thuis zodra ze om zijn. Het zijn maar zes zondagen en zes maandagen . . . dat is toch niet veel?'

'En zes dinsdagen en zes woensdagen,' zei Daisy droevig. 'Verdient u dan een heleboel geld, mama?'

'Ja, lieverd.'

'En komt u dan direct thuis?'

'Ja, lieverd, zodra het werk klaar is.'

'Goed dan, mama, ik begrijp het,' zei Daisy schoorvoetend.

Even later spraken Daisy en Dani lange tijd met elkaar in een gebrabbel vol sisklanken, waarbij Daisy bijna alles zei en Dani kennelijk allerlei dingen vroeg. Aan het eind van het gesprek, liet Dani die nu uitstekend kon lopen, zich op handen en voeten vallen en kroop als een baby in een hoekje van de kamer, trok een lappenkleedje omhoog en ging er stilletjes onder liggen, met haar ongelukkige gezichtje naar de muur gekeerd.

'Daisy? Wat heb je gezegd?' vroeg Francesca verschrikt.

'Ik heb haar gezegd wat u mij heeft uitgelegd, mama. Ze begreep het niet. Ik kon het haar niet aan het verstand brengen. Ik heb het almaar geprobeerd, echt waar. Ze weet niet wat terugkomen betékent, ze begrijpt niets van geld verdienen.'

'Probeer het nog eens!'

'Ik heb het geprobeerd ... ze wil nu niet naar me luisteren. O, mama, ik heb zo mijn best gedaan.'

'Goed . . . het geeft niets, lieverd. Daisy, ik hoef eigenlijk niet weg te gaan. Het was maar een idee. Wil jij tegen Dani zeggen dat ik niet wegga, dat ik nergens naar toe ga?'

Daisy sloeg haar armpjes om de hals van haar moeder en drukte haar warme, zachte gezichtje tegen Francesca's wang. 'Niet verdrietig zijn, mama. Wees asjeblieft niet verdrietig. Ik zal u wel helpen met werken. Ik zal u helpen wat geld te verdienen. Dat beloof ik u.'

Francesca keek naar het moedige figuurtje met de ogen als bloemen, haar witblonde haar in een lange vlecht die tot halverwege haar middel reikte, haar bruine knietjes vol schrammen van haar avontuurlijke zwerftochten diep in het bos, haar handen die hun kinderlijke molligheid begonnen te verliezen om bekwaam, zorgzaam en sterk te worden.

'Dat weet ik wel.' Ze glimlachte zonder een zweem van treurigheid. 'We vinden er wel iets op . . . iets leuks.'

'Kunnen we het niet aan pappa vragen?'

'Nee! Daisy, dat is nu iets wat we nooit en te nimmer doen.'

'Waarom niet?'

'Dat zal ik je wel uitleggen als je ouder bent.'

'O,' zei Daisy met een berustend gezicht. 'Dat is ook weer iets dat ik onthouden moet, wat u mij moet uitleggen als ik ouder ben.'

'Zeg ik dat dan zo vaak?'

'Ja, mama. Maar dat geeft niet. Niet meer verdrietig zijn.'

Plotseling begon Daisy over iets anders. 'Mama, ben ik heus een echte prinses? Dat heeft pappie gezegd.'

'Ja, dat is zo.'

'Is Daniëlle een prinses?'

'Natuurlijk — hoe kun jij nu een prinses zijn als Dani ook geen prinses is?'

'Maar u, mama, bent u een koningin?'

'Nee, Daisy, ik ben geen koningin.'

'Maar in sprookjes is de moeder van een prinses altijd een koningin,' zei ze eigenwijs.