Prinses Daisy(50)
Toen Francesca met de tweeling en Masja uit Lausanne vluchtte, was het enige dat haar duidelijk voor ogen stond, van Stash weg te gaan. Maar terwijl ze naar het westen, naar New York vloog, drong het tot haar door dat de enige mensen ter wereld die haar nu konden helpen de Firestones waren. Zodra zij op Idlewild door de douane heen waren, belde ze Matty in Hollywood op en vroeg haar vroegere agent haar op het vliegveld in Los Angeles af te halen.
'Vraag me asjeblieft niets, Matty,' verzocht ze hem. 'Als ik er ben zal ik je alles wel vertellen.'
'Maar schat... nu ja . . . wees gerust, wij zijn er.' Ik wist wel, dat ze terug zou komen, dacht hij, toen hij de telefoon ophing. Ik wist wel, dat die zak haar ongelukkig zou maken. Maar ondanks dat hij van tevoren was gewaarschuwd, waren Matty en Margo er geen van beiden op voorbereid twee baby's te zien. Zij waren zó verbaasd dat zij niets vroegen, vooral omdat Francesca en Masja allebei zo waren uitgeput na al die uren reizen, dat zij geen zinnig woord meer konden zeggen. De Firestones reden met het groepje vrouwen en kinderen zo snel mogelijk naar hun huis terug, gaven ze te eten en stopten ze allemaal meteen in bed.
'Nu gaan slapen! Morgenochtend praten we verder,' gebood Margo.
Zodra ze wakker werd, vertelde Francesca de Firestones in één woordenstroom met nieuwe ongelovigheid het hele verhaal. Om haar kudde in veiligheid te brengen had ze zich gedurende de ondraaglijk lange reis met praktische bijzonderheden moeten bezighouden en zich ervan moeten weerhouden bij de feiten die ze zo kort geleden had ontdekt stil te staan. Maar nu ze alle feiten voor Matty en Margo op een rijtje zette, kreeg ze het op haar zenuwen. Alleen de verzekering van Margo dat er voor haar en haar kinderen een veilige plek bestond, voorkwam dat ze instortte.
'Wij gaan daar morgen naar toe,' zei Matty.
'Nee, nu! Ik kan hier niet blijven! Hij vindt me hier!'
'Maar het is zes uur rijden, schat.'
'Als we over een kwartier weggaan, halen we het dan? Wij hebben nog niet eens uitgepakt.'
Matty keek even naar Margo en wendde zich weer tot Francesca. 'Ja, hoor — dan komen we aan als het donker is — dat is geen ramp, we doen gewoon de lichten aan.'
In de grote Cadillac van Matty reden ze over Route 101 naar Carmel. Daar ging Matty langs de kust terug via Route 1, de smalle, bochtige, gevaarlijke kustweg en reed vijftig kilometer naar een vakantiehuisje, dat hij en Margo in de Ventana Wildernis van Big Sur hadden.
De hut die van de steil omhooggaande zandweg die er naar toe liep vrijwel onzichtbaar was, was van roodhouten planken uit de streek gebouwd. Er waren stromend water, elektriciteit en verwarming, want de Firestones hadden ontdekt dat het in Big Sur zelfs in de zomer 's nachts bitter koud kan zijn. Margo had het met zware Amerikaanse antieke meubels uit Carmel ingericht, en oude gewatteerde dekens voor de bedden en bekleding gebruikt. Vanaf de kleine met wilde grassen begroeide open plek voor de hut die tussen pijnbomen, espebomen en esdoorns stond verscholen, had men een uitzicht over de Grote Oceaan, driehonderd meter lager. Op die hoogte waren de woeste golven en de branding vlak geworden en zag de oceaan er kalm, vredig en onschuldig uit.
Daisy was, toen ze vijftien maanden was, begonnen een onafgebroken woordenstroom van eigen maaksel te brabbelen, met daartussen door duidelijk uitgesproken namen en een paar dingen die ze wilde. Toen ze twee was, kon ze met behulp van persoonlijke voornaamwoorden al korte zinnetjes maken en haar belevenissen onder woorden brengen. 'Daisy niet bang voor onweer,' verklaarde ze en greep Masja's hand die ze hard kneep. Vol ongeduld wachtte Francesca op tekenen van spraakontwikkeling bij Dani, die 'mama' kon zeggen, 'Asja' voor Masja en 'Day' voor Daisy. In plaats daarvan hoorde ze slechts klanken zonder betekenis, die uit verminkte lettergrepen en onverstaanbaar gebrabbel bestonden. Ze wachtte geduldig af en probeerde Dani iets te leren, maar het meisje voegde alleen maar een paar eenvoudige woordjes — zoals 'ja' en 'nee', 'vogel' en 'heet' — aan haar woordenschat toe. Tot afschuw van Francesca begon Daisy echter het brabbeltaaltje van Dani te gebruiken. Ze luisterde, verkild van angst, naar de tweeling die zich met elkaar onderhielden als een stel idioten. Ze durfde er niets tegen Daisy over te zeggen in de hoop dat als ze niet over dat vreemde verschijnsel begon het vanzelf wel over zou gaan. In plaats daarvan werd het erger. Tenslotte, toen ze drie jaar waren geworden, vroeg Francesca langs haar neus weg: 'Waar praten jij en Dani over, Daisy?'
'Ze wilde met mijn popje spelen, maar toen ik het haar gaf, wilde ze het niet meer hebben.'
'Waarom praatje zo vreemd met Dani, Daisy?'
'Hoe vreemd?'
'Zoals daarnet — al die gekke klanken. Anders dan je tegen mij praat.'
'Maar zo praat zij ook, mama.'
'Versta je alles wat ze zegt?'
'Natuurlijk.'