1
Nu...
Catherine bleef een paar seconden onbeweeglijk zitten om te verwerken wat de huisarts van haar moeder haar net verteld had. Hij had vanmorgen vroeg gebeld en gevraagd of hij langs kon komen. Hij had gezegd dat het om een privéaangelegenheid ging. Over haar ouders, om precies te zijn. Haar ouders waren twee maanden eerder bij een afschuwelijk auto-ongeluk om het leven gekomen dus Catherine had geen flauw idee waar de dokter het over wilde hebben. De nieuwsgierigheid had het uiteindelijk gewonnen en ze hadden een afspraak gemaakt.
Dokter Cabel was meer geweest dan alleen een huisarts. Hij was naast huisarts van het hele gezin altijd een goede vriend van haar ouders geweest, al zolang Catherine zich kon herinneren. De vriendelijke, oudere man met de zachte bruine ogen had haar haar eerste prikjes gegeven. Toch had Catherine bij het horen van zijn haastig vertelde onthulling het idee dat ze door een gat was gevallen en in een konijnenhol was terechtgekomen. Dit kon niet anders dan een verschrikkelijke droom zijn. Dat moest wel. Maar als dat zo was dan hoopte ze verdomme wel dat ze heel snel wakker zou worden.
‘Meent u dat?’ had ze gevraagd met een bibberig stemmetje. ‘Dit moet een slechte grap zijn. Het kan niet waar zijn.’
‘Het spijt me, Catherine,’ had dokter Cabel gezegd terwijl hij haar vanaf de andere kant van het perfect in de was gezette kersenhouten tafelblad meelevend aankeek. ‘Ik meen het echt. Jij bent geadopteerd.’
‘Hoe? Wanneer?’ Ze schudde haar hoofd in een poging haar gedachten te ordenen. Met elk woord dat de dokter zei leek het een grotere chaos te worden in haar hoofd. ‘Hoe heeft mijn moeder dat voor me kunnen verzwijgen?’ Ze dacht aan haar vader; aan de onderzoekende kusjes als van een kat die hij haar gaf, en ze voelde een knoop in haar maag. ‘Hoe konden zíj dat voor mij verzwijgen?’
De dokter ging achterover in zijn stoel zitten en duwde zijn bril hoger op zijn neus. Hij trok zijn wenkbrauwen op alsof hij er net zo weinig van begreep als zij. ‘Dat weet ik niet. Ik zou willen dat ik het wist. Ik kan je alleen met zekerheid zeggen dat je moeder niet je biologische moeder is, Catherine.’
Catherine was verpletterd geweest door het nieuws dat haar beide geliefde ouders door een wrede speling van het lot om het leven waren gekomen. Ze waren allebei vijfenvijftig jaar geweest; te jong om van haar te worden afgenomen. Een dronken chauffeur, was de verklaring van de politie. Catherine had alles op alles moeten zetten om niet te worden verteerd door het verdriet om het plotselinge verlies. En nu dit.
‘Wilt u zeggen dat mama aan u verteld heeft dat ik geadopteerd ben en niet aan mij?’ De tranen stonden in haar ogen bij de gedachte aan dit verraad. ‘Waarom?’
De dokter schudde zijn hoofd. ‘Nee, nee.’ Hij liet wanhopig zijn schouders zakken. Opeens kreeg Catherine medelijden met de man tegenover haar. Hij was tenslotte slechts de boodschapper. ‘Sorry, ik heb dit niet handig aangepakt. Het zit zo. Jean heeft het nooit hardop toegegeven, maar als haar huisarts, Catherine, heb ik haar meerdere malen onderzocht. En wat ik zeker weet, is dat ze nooit een kind heeft gebaard. Geen enkel kind.’
Catherine wilde tegen iemand schreeuwen, en wie beter dan de man die onbewust mee had geholpen aan het bewaren van het geheim van haar moeder. Misschien was het wel niet zijn geheim geweest om te onthullen, maar hij had het al die jaren geweten en haar niets verteld. ‘Goed, ze heeft het u niet letterlijk verteld, maar u wist het, dokter Cabel. Waarom hebt u mijn ouders nooit iets over mij gevraagd?’ Ze hief haar handen. ‘Dacht u niet dat ik het recht had op de waarheid?’
De dokter ging blozen door haar kille woorden. ‘Ik wist niet alles. In het begin wist ik niet eens dat jij het níét wist. Ik had er makkelijk over kunnen beginnen tijdens de keren dat je bij me was in de praktijk. Zonder dat ik het wist had ik het geheim van je ouders zo kunnen verraden.’ Hij schudde zijn hoofd en fronste. ‘Daar zijn ze goed vanaf gekomen.’
Deze opmerking maakte Catherine nog kwader dan ze al was. ‘Goed vanaf gekomen? Zij heeft dit mijn hele leven voor mij verzwegen en u noemt het “goed vanaf gekomen?”’
Hij stak een hand op alsof hij de woede die ze over hem uit wilde gaan storten probeerde te bezweren. ‘Zo bedoelde ik het niet. Het spijt me echt dat je dit van mij moet horen. Ik kan alleen maar gissen dat ze nog niet bedacht had hoe ze het jou moest vertellen.’
Catherine schoot overeind en beende naar de schoorsteenmantel. Ze keek naar het familieportret dat erboven hing en voelde een felle steek van verraad in haar hart. Haar lachende moeder met haar mooie groene ogen en lichte huid leek haar spottend aan te kijken. Haar vader, zo sterk en betrouwbaar, stond achter haar, een en al trotse echtgenoot en vader. Pas toen Catherine krachtig uitademde merkte ze dat ze haar adem had ingehouden.