Mary pakte een brief en hield hem naar haar op. ‘Zullen we dan maar een brief openmaken?’
Ze fronste. ‘Wat als ze van papa zijn? Liefdesbrieven, of zo. Ik wil hun privédingen niet lezen.’
Mary haalde haar schouders op. ‘Dat weet je pas als je de brief gaat bekijken.’
Catherine zocht naar uitvluchten en ze wist het. Ze was bang voor wat ze zou ontdekken, of niet zou ontdekken. Tijd om de koe bij de horens te vatten, dacht ze terwijl ze het geboortebewijs in de lade liet glijden en de brief aanpakte van Mary. Tijdens het lezen begon haar hart steeds sneller te kloppen. ‘O god.’
‘Wat?’ vroeg Mary die over Catherines schouder mee probeerde te lezen. ‘Van wie is hij?’
‘Van mijn biologische moeder.’ Catherine las de hele brief en schudde toen haar hoofd alsof ze daarmee de shock waarin ze dreigde te verzanden van zich af kon schudden. ‘Ze zegt dat ze blij is dat ik door zulke lieve mensen word opgevoed.’
‘Shit,’ zei Mary ademloos.
‘Ja.’ Catherine pakte nog een brief op. Ze stopte niet voordat ze ze allemaal gelezen had. Toen ze de laatste terugstopte in de envelop leunde Catherine achterover en ze keek naar Mary die stil op het bed zat te wachten.
‘Het was een particuliere adoptie.’
‘En?’
‘Ik heb een zus. Een oudere zus genaamd Gracie Baron.’
‘Niet waar! Echt waar?’
‘Yep. Volgens Bridget, zo heet mijn moeder, woont Gracie in Zanesville, Ohio, met haar vader.’
‘Haar vader en niet jouw vader?’
Catherine fronste. ‘Volgens mijn moeder is Gracies vader niet mijn vader. Sterker nog, ze heeft nooit zeker geweten wie mijn vader was.’
‘Ieuw.’
Catherine haalde een hand door haar haar. Opeens was ze uitgeput. ‘De brieven lijken wel een bekentenis, Mary. Bridget had een ongeneeslijke leveraandoening. Van het drinken, zei ze. Maar ze wilde dat ik wist dat ik een zus had.’
‘Ik vraag me af wat voor type die Gracie is,’ zei Mary starend naar de brieven. ‘Leveraandoening?’ vroeg ze met een blik op Catherine. ‘Dus je biologische moeder is overleden?’
‘Dat denk ik wel. In haar laatste brief zegt ze dat ze niet meer kan schrijven.’ Catherine pakte de envelop op en haalde de oude, dun geworden brief eruit. Het handschrift werd in de loop van de brieven steeds slechter. De laatste was nauwelijks leesbaar.
Ik ben bang dat dit mijn laatste brief is. Ik hoop dat Catherine tegen de tijd dat jullie haar vertellen dat ze geadopteerd is, mij kan vergeven dat ik haar afgestaan heb. Ze zal begrijpen dat ze veel beter af was bij jou en Russell. Ik weet alleen niet of haar zus mij ooit zal vergeven. Ik heb haar achtergelaten bij haar vader omdat ik niet in staat was haar op te voeden. Ik ben bang dat dat een grote vergissing was. En nu is het te laat om er iets aan te doen.
‘Een vergissing?’ vroeg Mary. ‘Ik vraag me af in welk opzicht.’
‘Ik heb geen idee maar ik wil haar opzoeken, Mary.’ Ze liet de brief in de lade glijden en voelde haar hartslag op hol slaan. ‘Ik wil mijn zus vinden. Ik heb al genoeg jaren gemist, er is geen tijd te verliezen.’
Mary stond op en stak een hand uit. ‘Dat gaan we doen, dat beloof ik. Maar eerst gaan we een nacht goed slapen. Morgenochtend gaan we op zoek.’
Catherine pakte de uitgestrekte hand van haar vriendin en liet zich omhoogtrekken. Ze wankelde maar viel niet om. Dat was tenminste iets, dacht ze. ‘Dankjewel dat je er bent,’ zei ze met verstikte stem. ‘En dat je me hier doorheen helpt.’
‘O nee, hè.’ Mary rolde met haar ogen en liep naar de deur. ‘Nu niet soft gaan worden, hoor.’
Moe en leeg van de emoties lukte het Catherine toch om te lachen om het belerende toontje van haar vriendin. ‘Ik hou ook van jou,’ riep ze haar de kamer uit volgend.
‘Dito. En nu naar bed voordat je omvalt. Ik heb geen zin om je te dragen.’
Catherine schudde haar hoofd toen ze Mary naar de logeerkamer zag lopen waar ze al vele nachten had doorgebracht. ‘Tot morgen.’
‘Morgen, ja.’ Ze gaapte en voegde eraan toe: ‘Ik denk dat ik dan wel zin heb in pannenkoeken.’
‘Staat genoteerd,’ pareerde Catherine. Toen Mary in de kamer verdwenen was deed Catherine de deur naar haar eigen slaapkamer open en knipte het licht aan. Toen drong ineens de waarheid tot haar door. Ze had een zus. ‘Ik ben niet alleen,’ fluisterde ze tegen zichzelf. Binnenkort zou ze Gracie ontmoeten, zwoer Catherine. Ze zou geen genoegen nemen met een boodschap uit een oude brief. Voor het eerst in maanden verscheen er een oprechte glimlach om Catherines mond.
3
Het was zes weken geleden dat ze de brieven in haar moeders nachtkastje had gevonden. En nu stond Catherine op de veranda van een pand dat nog het meest leek op een oud verlaten pakhuis en de angst gierde door haar keel. Ze keek nog eens of ze op het juiste adres was. Het nummer klopte. Toen ze haar arm optilde om op de deur te kloppen trilde haar telefoon. Ze grabbelde in haar tas en keek wie er belde. Ze grinnikte en nam op.