Inferno(6)
Ik huiverde en sloeg naar een mug. Misschien loog hij, maar ik nam toch maar het zekere voor het onzekere; voor mij geen duik in het water!
Het zag er heel knus en gezellig uit aan de andere kant van de rivier.
Daar moesten we heen voor we Dante Alighieri's vluchtgat in het midden van Infernoland konden vinden. Naar de hel met dat vluchtgat! Ik zou al dik tevreden zijn als ik in die villa's aan de overkant kon wonen. 'Van wie zijn die villa's daar?'
'Deugdzame heidenen', antwoordde Benito. 'Zij die Gods Woord nooit gekend hebben, maar zich aan de Geboden hebben gehouden. Ze worden niet vervolgd. Hun lot is
misschien het wreedste van allen in dit oord.' 'Omdat ze niet gemarteld worden?'
'Omdat ze denken dat ze gelukkig zijn. Laten we er naar toe
gaan, dan zul je het zelf zien.'
'Hoe?'
'Er is een veerpont. Eens was het een roeiboot, maar -'
'- die kon de drukte niet meer aan. Teveel nieuwkomers in de Hel. Ik weet er alles van.' En in Disneyland had ik op een hekwieler gevaren die groot genoeg was om vijftig of zestig mensen aan boord te nemen. De rivierboot voer ploffend zijn rondjes op een kleine vijver die hij deelde met een miniatuur driemaster. De Bouwers van Infernoland gaven wel blijk van gevoel voor humor door Charons oude roeiboot te vervangen door een veerpont. Misschien zouden we op de pont met enkele van de betalende bezoekers van Infernoland kennismaken. Volgens mij behoorde Benito niet tot die groep. Hij gedroeg zich meer als een zieltjeswinnende katholiek.
En wat was ik? Ik had geen rol gekregen. Wie woonden er in Infernoland?
Wie woonden er in de Hel?
Verdoemde zielen. Zou dat misschien mijn baantje zijn -verdoemde ziel spelen voor het vermaak van de toeristen^ Niet bepaald een rol die me aantrok.
De terugweg naar ons punt van uitgang nam evenveel tijd in beslag als de heenweg. De dingen waren hier in ieder geval consequent. Alles hier gehoorzaamde wel degelijk aan vaste wetten, je moest er alleen achter zien te komen welke wetten dat waren en dat was nu juist de moeilijkheid. Toen we voorbij de fles kwamen die naast me had gelegen toen ik wakker werd, sloegen we linksaf en liepen schuin op de rivier af. Een oud drinkliedje dat we plachten te zingen op science fiction conventies bleef maar door mijn hoofd spelen. 'Als gij niet gaf aan uw medemens, broek en jas en kiel, dan zal het vuur u louteren tot op het bot, en ontvangt Onze Vader uw ziel. Was het dan werkelijk waar, was ik in een echte hel, waar de goddelozen hun gerechtvaardigde straf kregen toegemeten?
Een angstaanjagend idee. Het zou betekenen dat er werkelijk een God was, en misschien was Jonas wel echt opgeslokt door een walvis in de Middellandse Zee, en had Joshua inderdaad de rotatie van de aarde stopgezet voor zijn eigen kleinzielige doeleinden ...
Ik zag iets geleund zitten tegen een rots. In het begin kon ik niet precies zien wat het was. Het leek op een roze heuveltje dat bovenop begroeid was met haar. We kwamen dichterbij en het heuveltje veranderde in een vrouw van over de vijfhonderd pond die met gekruiste benen in een stinkende modderpoel zat. Een zwerm muggen gonsde om haar heen. Ze gaf zich niet de moeite zich de beesten van het lijf te houden.
Ze keek naar ons op met doffe, uitgebluste ogen. Benito pakte me bij de arm en wilde me meetrekken, maar ik schudde zijn hand af. Ik wist bijna zeker dat ook zij geestelijk gestoord was, maar misschien kon ze me toch iets vertellen waar ik wat aan had. Benito wilde het niet doen, en ik had dringend hulp nodig.
Ik ging naast haar op mijn hurken zitten en keek haar in het gezicht. Ze zag er treurig uit, nauwelijks in staat om wie dan ook te helpen, haarzelf incluis. Bijna verscholen onder dikke rollen vet brandden twee vonkjes leven, dof grijs tegen zwart. Ogen zonder hoop, bijna zonder leven.
Haar stem was een schor gefluister. 'Wat wil je?'
'Ik weet niet waar ik ben. Ik ben hier net aangekomen, en ik móet het weten. Kan jij me helpen ?'
'Ik jou helpen ? Ik stierf, en toen gebeurde er dit met me!'
'Je stierf?'
'Hoe kom je anders in de hel ?'
Ik was verbaasd en geschokt, maar ze verhief haar stem om mijn aandacht vast te houden; haar adem rolde in misselijkmakende golven over me heen. 'Wat heb ik misdaan? Ik heb dit niet verdiend! Ik hoor hier helemaal niet!' jammerde ze. 'Ik was heel mooi. Ik kon eten als een paard zonder een gram aan te komen. Toen werd ik hier wakker en zag ik er zo uit!' Ze liet haar stem dalen tot een laag, vertrouwelijk gemurmel. 'We zijn in de handen van oneindige macht en oneindig
sadisme.'
Ik deinsde achteruit. Weer een die niet goed snik was. 'Kun je helemaal niets doen?' vroeg Benito haar. 'Natuurlijk wel. Ik kan achter banieren aanjagen om slank te blijven. Maar wat schiet je daar mee op? Ze laten je nooit iets zinvols doen.'
Ik huiverde. Hetzelfde had mij kunnen overkomen. 'Wat heb je gedaan dat ze je dit aandoen ?'
'Ik ... denk dat het kwam omdat tien miljoen dikke mensen me haatten.' Haar stem werd giftig. 'Dikke, logge, vette mensen zonder wilskracht en zelfrespect.' 'Waarom haatten ze je?'