Reading Online Novel

Inferno(10)



Er waren geen wachters. Ik liep tussen Dorische pilaren door, ging zwart marmeren treden op en kwam in een soort hal met een vloer van zwart marmer. Een handjevol mensen stond in een cirkel te praten. Ze stonden een heel eind bij me vandaan, maar toen ze me in het oog kregen draaiden ze me met een beslist gebaar de rug toe en gingen verder met hun gesprek.

De taal waarin ze spraken klonk me volkomen onbekend in de oren.

De hal was helemaal leeg, op die zes onbeleefde vlerken na, en een ding in het midden van de zwart marmeren vloer. Het had een beeldhouwwerk kunnen zijn, maar voor hetzelfde geld was het een machine: een dikke zilveren ring van vier meter hoog die op zijn kant stond, en aan de voet ervan een controlepaneel.

De console zag er operationeel uit. Ik zag opschriften, in het Engels, een schakelaar (waaronder de woorden AAN, UIT), een stuurknuppel, en een inkeping met een knop erin. De inkeping liep over de hele lengte van de console. Ik probeerde de stuurknuppel. Hij bewoog in alle zes de richtingen: links, rechts, voorwaarts, achterwaarts, naar boven en naar beneden. Toen ik de schakelaar omdraaide

verduisterde de ruimte binnenin de ring, en veranderde toen in een met sterren bezaaide ruimte. Het was dus toch een planetarium. Toen ik tegen de stuurknuppel drukte gebeurde er niets. Ik keek wat nauwkeuriger naar de schaalverdeling langs de inkeping. Hij was logaritmisch, verdeeld in parsecs per seconde. De knop bevond zich helemaal links. Ik schoof hem een flink stuk naar rechts en probeerde weer de stuurknuppel.

Het heelal spatte uiteen in mijn gezicht. Whoeeesh! Sterren schoten langs en om me heen; een zon dook op me af, explodeerde in een onderdeel van een seconde tot een onverdraaglijke lichtgloed, en was verdwenen. En ik lag plat op mijn rug een paar meter van de console af. Dat was nog eens een planetarium!

Het handjevol inboorlingen scheen het nogal vermakelijk te vinden wat mij was overkomen. Het dak op met ze. Ik liep terug naar de console, stelde de knop in op een parsec per seconde, en toen op een tiende daarvan. Ik probeerde nogmaals de stuurknuppel.

Dit keer was de beweging goed merkbaar, maar niet te wild. Ik stuurde op een blauw-witte ster af, vertraagde de snelheid toen ik haar naderde en gleed de ster binnen. Het licht zou mijn ogen eigenlijk hebben moeten verschroeien, maar het was zelfs niet pijnlijk. Vreemd ... Ik ging door het centrum van de ster (blauwe reus) en kwam er aan de andere kant weer uit (reusachtige uitbarstingen sprongen voor me uit) en ik was weer in de ruimte. Wat nu? Proberen een planeet op te speuren? Een andere ster? Sterren waren veel makkelijker te vinden in deze fonkelende leegte, maar het leek me een te gékke belevenis om een wereld in te duiken die op de aarde leek. Ik zou alle mantels kunnen bestuderen, en de witgloeiende nikkel-ijzeren kern kunnen zien. Laat eens kijken, die niet-zo-heel-erg-heldere vlek zou wel eens een gele dwerg kunnen zijn. Ik verschoof de knop -Een grote hand viel zwaar op mijn schouder. Ik sprong op als iemand die 220 volt door zijn bast krijgt. Ik draaide me om, en daar stond de dreigende menigte waarvan ik dacht dat ik haar achter me gelaten had: meer dan vijftig grote zware kerels omringden mij en Benito en de Overal Machine.

De witbehaarde man die Engels sprak zei: 'We willen dat je vertrekt, en wel meteen.'

Ik zei: 'Verdomme! Waarom? Die vervloekte machine wordt verder door niemand gebruikt. Heel mijn leven heb ik op zoiets gewacht!'

'We willen jullie hier niet hebben,' zei hij. 'We hebben geduld betoond omdat we hoopten dat er een afgezant van de goden zou komen om jullie te verwijderen. We hadden hem dan misschien vragen kunnen stellen ... maar we hebben jullie al te lang getolereerd. En wat die machine betreft -' Een mondhoek ging omhoog. ' Als je hem kan dragen mag je hem meenemen.'

Ik begon hem uit te maken voor alles wat mooi en lelijk was. Ik hield op toen zijn breedgeschouderde vrienden op me afkwamen. Verscheidenen droegen een wapenrusting! Ze sloten Benito en mij volledig in en voerden ons weg. Ik fluisterde: 'Benito, kan je ze niet tegenhouden ?' Hij keek me aan. 'Hoe?' Daar zat iets in.

Maar als ik geweten had wat me beneden te wachten stond, zou ik gevochten hebben als een duivel.





5


Benito weigerde het op te geven. Terwijl ze ons met gezwinde pas naar de muur voerden, schreeuwde hij: 'Jullie kunnen deze plek verlaten! Hector! Aeneas! Jullie zijn toch niet zo laf dat jullie blijven waar het aangenaam is, wanneer jullie ergens anders zoveel kunnen winnen! Kom met ons mee!' Ze negeerden hem.

Ze zagen er hard en krachtig uit in hun wapenrustingen, te krachtig om te bevechten, zelfs als het mensen waren, wat ik betwijfelde. Hector, Aeneas: die namen kende ik. Ik herinnerde me de lopende en pratende Abe Lincoln robot in Disneyland. Zouden die wapenrustingen een integraal deel van hen vormen? Met inspectieluikjes -'Waar is Vergilius?' tierde Benito. 'Die is toch ook niet meer hier, niet? En keizer Trajanus?'