Inferno(7)
'Omdat ik mijn plicht deed! Omdat ik probeerde de mensen te helpen, omdat ik ze tegen zichzelf wilde beschermen! Omdat ik ervoor gezorgd heb dat cyclamaten werden verboden, daarom! Het was voor hun eigen bestwil', oreerde ze. 'Uit zichzelf leggen de mensen zich totaal geen beperkingen op. Sommige mensen worden ziek van cyclamaten. Als ze er zelf niet van af kunnen blijven, moet iemand ze het gebruik ervan verbieden. En moet je kijken wat ik heb gekregen als dank omdat ik ze heb geholpen!'
'We gaan proberen te ontsnappen,' zei ik. 'Wil je met ons mee? Benito denkt dat we uit dit krankzinnige oord kunnen komen door naar beneden te gaan naar het centrum.' Een klein vonkje belangstelling gloeide op in haar ogen, en ik hield mijn adem in. Wanneer leerde ik nou eens die grote mond van me dicht te houden? Grootspraak had me al een keer acht hoog uit het raam laten vallen, en nu dit weer. Als ze met ons meeging zouden we nooit ontsnappen. Ze zou een blok aan ons been zijn.
Ze deed haar best om op te staan, en liet zich toen weer neerploffen tegen haar rotsblok. 'Nee, bedankt.' 'Oké.' Ik wilde nog iets zeggen bij wijze van afscheid, maar wat? Als alles goed ging zou ik haar nooit terugzien. Dus fifc^ ik maar gewoon weg, en ze liet haar hoofd terugzinken in de rollen vet rond haar nek.
Terwijl we wegliepen vroeg Benito: 'Wat zijn cyclamaten ?' Ik mepte naar een mug. De muggen waren overal, de lucht
wemelde ervan, en ze staken ons allebei, maar Benito liet ze gewoon hun gang gaan. 'Een vervangingsmiddel voor suiker. Voor mensen die willen afvallen.'
Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Als er teveel voedsel is, zou het dan niet beter zijn minder te eten en het voedsel dat overblijft te geven aan hen die niets hebben?'
Ik keek naar zijn dikke buik en zei niets.
'Ik ben ook niet voor niets in de Hel,' bracht hij me in herinnering.
'O, ik begrijp het. Wat ze met haar gedaan hebben hadden ze ook met jou kunnen doen ...' Ik huiverde. Wij hadden geluk gehad.
'Ik neem aan dat je het niet met haar beleid eens was?' zei Benito.
'Stelletje idioten. Als ze de proefdieren een vergelijkbare hoeveelheid suiker hadden gegeven in plaats van cyclamaten, dan zouden die beesten nog eerder gecrepeerd zijn dan nu het geval was. In plaats daarvan veroordeelden ze een heleboel mensen tot zwaarlijvigheid. Er was geen goed vervangingsmiddel voor cyclamaten. Ik ken een vent die, net voor het verbod inging, een vrachtwagen vol kratten frisdrank kocht waarin cyclamaten waren verwerkt. Hij gaf ons met Kerstmis altijd een kratje van het "onversneden spul". Iedereen stelde het altijd zeer op prijs.' Benito zei niets.
'Ik ken een stel dat om de zoveel tijd naar Canada ging om cyclamaten te kopen. Het was een idioot beleid.' Ik keek achterom naar de vormloze roze heuvel. 'Maar zo'n zware straf had ze toch niet verdiend, lijkt me.' 'Vind je de straf niet rechtvaardig?'
'Noem je dat rechtvaardig?' Ik zei verder niets, maar ik herinnerde me haar woorden. ' "We zijn in de handen van oneindige macht en oneindig sadisme."' En wie was die Benito eigenlijk? Een betalende klant die zich ten koste van ons vermaakte? Een verdoemde ziel als ik? Of was hij lid van de staf van Infernoland? Hij raaskalde als een godsdienstwaanzinnige en scheen zich totaal niet te verbazen over wat hij om zich heen zag.
Misschien was het wel helemaal niet zo verstandig om hem te volgen. Maar wat kon ik anders doen? Een ding was zeker: als hij vond dat die vrouw rechtvaardig behandeld was, was hij niet veel beter dan de duivel zelf.
Hé, Carpentier. Zouden er in een namaakhel namaakduivels rondlopen ? Ik keek eens goed naar Benito. Hij was gedeeltelijk kaal. Er staken geen horens uit zijn voorhoofd. De grond leek onder ons door te vliegen, alsof het effect dat ik bij de muur had waargenomen nu in omgekeerde richting werkte. Voor we het wisten bevonden we ons in een menigte die zich naar de rivier toe bewoog. Er was niemand die de mensen voortdreef, maar zo te zien hadden ze het niet erg naar hun zin; ze keken onvriendelijk en wisselden geen woord met elkaar. Iedereen was volledig in zichzelf teruggetrokken en schuifelde voort zonder te kijken waar hij liep. Of waar zij liep; er waren een heleboel vrouwen bij. De kapitein van de veeerpont had een lange witte baard en ogen als gloeiende kolen. Hij krijste van woede als iemand treuzelde bij het instappen. We stonden mannetje aan mannetje op het dek, zo dicht opeen dat we ons niet konden bewegen.
'Ben jij er ook weer bij?' zei de kapitein, terwijl hij zijn brandende ogen op Benito richtte. 'Ik heb jou al eens eerder overgezet! Wel, je zal niet nog een keer ontsnappen!' Hij sloeg Benito op zijn hoofd met een lange knuppel. De klap kwam zo hard aan dat ik dacht dat de schedel van mijn gids zou splijten, maar hij wankelde alleen een paar passen achteruit.
Er kwamen nog meer mensen bij, tot het zo vol was aan dek dat ik zelfs niets meer kon zien. Eindelijk voelde ik hoe de boot begon te bewegen. Tegen die tijd zou ik er een lief ding voor over hebben gehad om achter te kunnen blijven, maar ik kon niet van de boot af.