Het Pantserhart(5)
De man bood haar een lift aan, maar Kaja bedankte voor het aanbod en nam een bus, een dubbeldekker, naar de stad. Een uur later stond ze alleen in de gang van het Empire Kowloon-hotel en haalde diep adem. Ze had de sleutelkaart in de deur van haar hotelkamer geduwd en nu hoefde ze hem alleen maar open te doen. Ze dwong haar hand de klink naar beneden te duwen. Ze gooide de deur open en staarde de kamer in.
Er was niemand.
Natuurlijk was er niemand.
Ze stapte naar binnen, liet haar koffer op wieltjes bij het bed staan, ging bij het raam staan en keek naar buiten. Eerst naar het gefriemel van de mensenmassa zestien verdiepingen onder haar, toen naar de wolkenkrabbers, die helemaal niet op hun gracieuze of pompeuze zusters in Manhattan, Kuala Lumpur of Tokio leken. Deze zagen eruit als termietenhopen: afschrikwekkend en imponerend tegelijk, groteske getuigenissen van hoe de menselijke soort in staat is zich aan te passen als zeven miljoen mensen een plek moeten hebben op iets meer dan honderd vierkante kilometer. Kaja voelde hoe de vermoeidheid bezit van haar nam, ze schopte haar schoenen uit en liet zich op bed vallen. Hoewel dit een tweepersoonskamer in een viersterrenhotel was, nam het honderdtwintig centimeter brede bed bijna het gehele vloeroppervlak in beslag. En tussen deze termietenhopen moest zij een bepaald persoon vinden, een man die, daar wees alles op, liever niet gevonden werd.
Ze dacht een poosje na over de mogelijkheden: haar ogen dichtdoen of aan de slag gaan. Toen besloot ze flink te zijn en kwam weer overeind. Ze trok haar kleren uit en stapte onder de douche. Daarna stond ze voor de spiegel en stelde zonder arrogant te zijn vast dat de Hongkong-Chinees gelijk had: ze was knap. Dat was niet iets wat ze vond, dat was zo dicht bij de waarheid als het maar kon zijn. Haar gezicht met die hoge jukbeenderen, de gitzwarte en opvallende, maar mooi gevormde wenkbrauwen boven de bijna kinderlijk grote ogen met groene irissen die straalden met de intensiteit van een volwassen, jonge vrouw. Het goudbruine haar, de vochtige lippen, die voorlopig alleen zichzelf kusten op haar ietwat brede mond. De lange, slanke nek, het even slanke lichaam met kleine borsten die niet meer waren dan lichte welvingen, golven op een vlakke zee van perfectie en een winterbleke huid. De zachte rondingen van haar heupen. De lange benen die twee modellenbureaus in Oslo ertoe hadden verleid naar Hokksund te reizen toen ze nog op de middelbare school zat. Ze hadden hoofdschuddend haar nee geaccepteerd. En ze was vooral blij geweest toen een van hen bij het afscheid had gezegd: ‘Goed, maar bedenk wel, liefje: je beschikt niet over de perfecte schoonheid. Je tanden zijn te klein en te spits. Je zou niet zoveel moeten lachen.’
Daarna had ze nog makkelijker gelachen dan vroeger.
Kaja deed een kakikleurige broek en een dunne regenjas aan en zweefde geluid- en gewichtloos in de lift naar beneden naar de receptie.
‘Chungking Mansion?’ vroeg de receptioniste en het lukte haar bijna om niet haar wenkbrauw op te trekken terwijl ze wees: ‘Kimberley Road naar Nathan Road en dan naar links.’
Alle pensions en hotels in landen die aangesloten zijn bij Interpol zijn verplicht buitenlandse gasten te registreren, maar toen Kaja de Noorse ambassadesecretaris had gebeld om de laatste plek te checken waar de man naar wie ze zocht geregistreerd stond, had men uitgelegd dat Chungking Mansion geen hotel of een mansion was in de betekenis van ‘gastenverblijf’. Het was een verzameling winkels, straatkeukens, restaurants en waarschijnlijk meer dan honderd legale en illegale pensions met twee tot twintig kamers verdeeld over vier forse torenflats. De kamers die werden verhuurd, varieerden van eenvoudig, schoon en gezellig tot rattenholen en gevangeniscellen met één ster. En het belangrijkste was: in Chungking Mansion kon een man die weinig eisen stelde aan het leven slapen, eten, wonen, werken en zich voortplanten zonder dat hij het gebied ooit hoefde te verlaten.
In Nathan Road, een drukke winkelstraat met grote merken en gladgepolijste gevels en hoge etalageruiten, vond Kaja de ingang tot Chungking Mansion. Ze stapte naar binnen. In de geuren van de fastfoodzaken, de hamerslagen van de schoenmakers, de islamitische gebeden op de radio en de vermoeide blikken uit de tweedehandskledingwinkels. Ze glimlachte even naar een verdwaasde backpacker met een Lonely Planet in zijn hand en witte, verkleumde benen die uit een veel te optimistische korte camouflagebroek staken.