Reading Online Novel

Het Pantserhart(7)



                Ze knikte langzaam. ‘Het is moeilijk om te vluchten.’

                De eigenaar schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nee, mevrouw. Het is onmógelijk om te vluchten. Je kunt je in Hongkong verstoppen. Zeven miljoen inwoners. Makkelijk om te verdwijnen.’

                Kaja voelde dat ze slaperig werd en sloot even haar ogen. De eigenaar begreep het verkeerd en legde troostend zijn hand op haar schouder terwijl hij mompelde: ‘Nou, nou.’

                Hij aarzelde, leunde voorover en fluisterde: ‘Ik geloof dat hij hier nog steeds is, mevrouw.’

                ‘Ja, dat begrijp ik.’

                ‘Nee, ik bedoel hier in Chungking. Ik heb hem gezien.’

                Ze keek op.

                ‘Twee keer,’ zei hij. ‘Bij Li Yuan. Hij at. Goedkope rijst. Zeg tegen niemand dat ik dat gezegd heb. Jouw man is een goede man. Maar problemen.’

                Hij sloeg zijn ogen ten hemel zodat ze haast verdwenen in zijn tulband. ‘Veel problemen.’



                Li Yuan bestond uit een bar, vier plastic tafels en een Chinees, die opgewekt naar haar lachte toen ze na zes uur, twee porties gebakken rijst en twee liter water met een ruk wakker werd, haar hoofd optilde van het vette tafelblad en hem aankeek.

                ‘Tired?’ zei hij lachend en hij liet een onvolledige set voortanden zien.

                Kaja geeuwde, bestelde haar vierde kop koffie en ging door met wachten. Twee Chinezen gingen zonder iets te zeggen of te bestellen aan de bar zitten. Ze keurden haar geen blik waardig en ze was blij toe. Haar lichaam was zo stijf van het zitten het laatste etmaal dat hoe ze ook ging verzitten er pijnscheuten door heen gingen. Ze zwaaide haar hoofd heen en weer om de bloedcirculatie op gang te krijgen. Toen achterover. Het kraakte in haar nek. Ze staarde naar de blauw-witte buizen aan het plafond voordat ze haar hoofd weer liet zakken. En ze in een gejaagd, bleek gezicht staarde. Hij was voor het naar beneden getrokken ijzeren hekwerk in de gang blijven staan en nam het kleine etablissement van Li Yuan op. Zijn blik stopte bij de twee Chinezen aan de bar. Haastig liep hij verder.

                Kaja kwam overeind, maar haar ene been sliep en weigerde dienst. Ze greep haar tas en hinkte zo snel ze kon achter de man aan.

                ‘Welcome back!’ riep Li Yuan haar na.

                Hij had er zo mager uitgezien. Op de foto’s was hij breed en enorm geweest en in de talkshow op televisie werd de stoel waarin hij zat een stoel voor pygmeeën. Maar ze twijfelde er niet aan dat hij het was: die kortgeknipte, gedeukte schedel, die markante neus, de ogen met een spinnenweb aan gesprongen adertjes en die door alcohol omfloerste lichtblauwe irissen. De gedecideerde kin met de verrassend milde, bijna knappe mond.

                Ze stormde Nathan Road op. In het schijnsel van het neonlicht kreeg ze de leren rug van een jack in het oog die boven alle mensen uitstak. Hij leek niet snel te lopen, maar toch moest ze in looppas achter hem aan. Hij verliet de drukke winkelstraat en ze vergrootte de afstand toen ze in nauwe, minder drukke straatjes kwamen. Ze registreerde een naambord waarop melden row stond. Het was verleidelijk om naar hem toe te lopen en zich voor te stellen: om het achter de rug te hebben. Maar ze had besloten zich aan haar plan te houden: uit te zoeken waar hij woonde. Het regende niet meer en ineens werd een punt van de bewolking opgetild en de hemel daarachter was ver weg en fluweelzwart met fonkelende sterren ter grootte van een speldenknop.

                Nadat hij twintig minuten had gelopen, bleef hij ineens bij een hoek staan en Kaja was bang dat hij haar ontdekt had. Maar hij draaide zich niet om, hij haalde alleen iets uit zijn jaszak. Ze keek er verbaasd naar. Een zuigfles?

                Hij sloeg de hoek om.