Het Pantserhart(9)
Maar de woorden die ze had opgeschreven en gerepeteerd, rolden haar mond al uit: ‘Er zijn twee vrouwen vermoord. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat het om dezelfde dader gaat. Verder hebben we geen enkele aanwijzing. Hoewel de pers vrijwel geen informatie heeft, wordt er nu al geroepen dat er een nieuwe seriemoordenaar aan het werk is. Er wordt zelfs gesuggereerd dat hij wordt geïnspireerd door de Sneeuwman. We hebben informatie van Interpol gekregen zonder dat die ons verder heeft geholpen. De druk van de media en de overheid…’
‘Het antwoord is nee,’ zei de stem.
Er knalde een deur dicht.
‘Hallo? Hallo? Is er iemand?’
Tastend ging ze op zoek naar een deur. Opende hem voordat de angst haar in zijn greep had en stond toen in een ander, donker trappenhuis. Ze zag verderop licht en rende de drie treden van de trap op. Het licht viel door het glas van een van de klapdeuren en ze duwde hem open. Ze kwam in een eenvoudige, kale gang waar men het opgegeven had de muren te verven en het vocht kwam als een slechte adem uit het beton. Tegen dit vocht stonden twee mannen geleund met een sigaret in hun mondhoek. Een zoete geur dreef haar kant op. Ze keken haar met een slome blik aan. Sloom genoeg, hoopte ze. De kleinste was zwart, van Afrikaanse afkomst, nam ze aan. De lange was blank en had een piramidevormig litteken op zijn voorhoofd dat leek op een gevarendriehoek. Ze had in het tijdschrift De politie gelezen dat Hongkong bijna dertigduizend agenten op straat had en werd gerekend tot ’s werelds veiligste miljoenensteden. Maar dat was dus op straat.
‘Looking for hashish, lady?’
Ze schudde haar hoofd, probeerde geruststellend te lachen, probeerde te doen wat ze jonge meisjes aanraadde in de tijd dat ze scholen bezocht: doen alsof ze wist waar ze naar op weg was, niet als iemand die de groep is kwijtgeraakt. Niet als prooi.
Ze lachten terug. De enige andere deuropening in de gang was dichtgemetseld. Ze haalden hun handen uit de zakken en hun sigaret uit hun mondhoek.
‘Looking for fun then?’
‘Wrong door, that’s all,’ zei ze en ze draaide zich om om weg te gaan. Eén hand klemde zich rond haar pols. De angst leek op aluminiumfolie in haar mond. In theorie kon ze dit. Ze had het met een instructeur geoefend op een dikke mat in een helder verlichte gymzaal terwijl haar collega’s om haar heen stonden.
‘Right door, lady. Right door. Fun is this way.’ De adem in haar gezicht stonk naar vis, knoflook en marihuana. In de gymzaal had ze maar één tegenstander gehad.
‘No thanks,’ zei ze en ze probeerde haar stem niet te laten trillen.
De donkere man kwam naast haar staan, greep haar andere pols en zei met een stem die heen en weer schoot: ‘We will show you.’
‘Only there’s not much to see, is there?’
Ze draaiden zich alle drie om naar de klapdeur.
Ze wist dat er ‘één meter vierennegentig’ in zijn paspoort stond, maar zoals hij daar stond in de deuropening die gemaakt was naar Hongkong-maatstaven, leek hij minstens twee meter tien. En dubbel zo breed als een uur geleden. Zijn armen hingen langs zijn lichaam, een beetje naar buiten, maar hij bewoog niet, staarde niet, snauwde niet, keek slechts kalm naar de blanke man en herhaalde: ‘Is there, jau-ye?’
Ze voelde de vingers van de blanke man knijpen en weer ontspannen, ze merkte dat de donkere man wisselde van standbeen.
‘Ng-goy,’ zei de man in de deuropening.