Reading Online Novel

Het Pantserhart(2)



                Toen had hij haar in haar hals geprikt. Binnen een paar seconden was ze weg geweest.



                Ze luisterde naar haar eigen angstige ademhaling, terwijl ze met haar ogen knipperde tegen het donker.

                Ze moest iets doen.

                Ze zette haar handen op de zitting van de stoel, die klam was van haar eigen zweet, en stond op. Niemand hield haar tegen.

                Ze liep met kleine pasjes tot ze tegen een muur op liep. Ze tastte langs de muur tot ze een glad, koud oppervlak vond. De metalen deur. Ze trok aan de metalen klink. Geen beweging. Op slot. Uiteraard zat hij op slot, wat had ze dan verwacht? Hoorde ze gelach of kwam het geluid uit haar eigen keel? Waar was hij? Waarom speelde hij op deze manier met haar?

                Ze moest iets ondernemen. Nadenken. Maar om na te denken moest ze eerst die metalen bal kwijt zien te raken, want de pijn dreef haar tot waanzin. Ze stak haar duim en wijsvinger elk in een mondhoek. Voelde aan de punten. Probeerde tevergeefs onder een ervan haar vinger te krijgen. Er kwam een hoestbui en tegelijkertijd raakte ze in paniek toen ze geen adem meer kon krijgen. Ze besefte ineens dat de punten ervoor zorgden dat het vlees rond haar luchtpijp opzwol en dat ze het risico liep om te stikken. Ze schopte tegen de metalen deur, probeerde te schreeuwen, maar de metalen bal smoorde het geluid. Ze hield weer op en leunde tegen de muur. Ze luisterde. Hoorde ze voorzichtige voetstappen? Liep hij door de kamer, speelde hij blindemannetje met haar? Of hoorde ze slechts haar eigen bloed dat in haar oren bonkte? Ze zette zich schrap tegen de pijn en perste haar kaken naar elkaar toe. Het lukte haar even om de punten wat in te drukken voor deze haar mond weer openduwden. Het leek of de bal nu klopte, alsof het een hart van ijzer was, een deel van haar was geworden.

                Ze moest iets ondernemen. Nadenken.

                De veren. De punten hadden veren.

                De punten waren vrijgekomen toen hij aan de draad had getrokken.

                ‘Niet aan de draad komen,’ had hij gezegd.

                Waarom niet? Wat gebeurde er dan?

                Ze liet zich langs de muur zakken tot ze zat. Een vochtige kou steeg op van de betonnen vloer. Ze wilde weer schreeuwen, maar durfde het niet. Stilte. Zwijgen.

                Al die woorden die ze had kunnen zeggen tegen de mensen van wie ze hield in plaats van de woorden die ze had gebruikt om de stilte te vullen als ze samen met mensen was die haar onverschillig waren.

                Er was geen uitweg. Ze was alleen met die krankzinnige pijn die haar hoofd bijna uit elkaar deed barsten.

                ‘Niet aan de draad komen.’

                Als ze aan de draad trok, zouden de punten misschien terugschieten, terug in de bal, en was ze bevrijd van de pijn.

                Haar gedachten cirkelden rond. Hoe lang was ze hier al? Twee uur? Acht uur? Twintig minuten?

                Als ze slechts aan de draad hoefde te trekken, waarom had ze dat dan niet eerder gedaan? Vanwege een waarschuwing van een persoon die kennelijk ziek was? Of was dit onderdeel van een spel, dat ze zich voor de gek liet houden door die volkomen onnodige pijn niet te stoppen? Of draaide het spel erom dat ze die waarschuwing in de wind moest slaan en gewoon aan de draad moest trekken zodat… zodat er iets vreselijks gebeurde. Wat zou er dan gebeuren, wat was dit voor een bal?

                Ja, het was een spel, een walgelijk spel. Want ze moest wel. De pijn was ondraaglijk, haar keel zwol op, zo meteen zou ze stikken.

                Ze probeerde weer te schreeuwen, maar er kwam slechts een snik en ze knipperde en knipperde met haar ogen, maar er kwamen geen tranen.