Gijp(36)
‘Die gekke Fritz heeft me het hele weekeinde bezig gehouden. Ik had het er echt even te kwaad mee. Toen ik het hoorde heb ik zijn biografie uit de kast gepakt en ben nog eens gaan lezen. Aparte man, hoor. Ik vind Fritz een geweldige vent. Een groot kind, waar geen greintje kwaadheid, jaloezie of verbittering in zit. Zijn manier van doen en denken staat zo ver af van hoe anderen het doen, dat al die anderen altijd denken: dat komt wel goed, hij gaat vast wel een keer doen zoals wij. Maar dat is natuurlijk nooit gebeurd. Gelukkig niet. Hij is altijd totaal uniek gebleven. Als mens maar ook als trainer. Je ziet in iedere trainer wel iets van een ander terug. Advocaat heeft iets van Michels, Hiddink iets van Beenhakker en ga zo maar door. Maar bij Korbach is het anders. Fritz lijkt op niemand. En niemand lijkt op Fritz. Daarom baal ik dat hij er zo erg aan toe is. Klote man, echt zwaar klote. Bah.’
Met lange tanden zet Van der Gijp zich aan de lunch. Maar gelukkig, een paar slokken melk verder komen de eerste Korbach-anekdotes als vanzelf weer bovendrijven. ‘Fritz was nog een trainer met wie je kon lachen. Dat zie je ook niet veel meer. Dan was hij weer op maandagavond naar FC Groningen 2-Veendam 2 geweest en ging bij mij om half een ’s nachts de telefoon. “Gijpie?”, hoorde ik dan aan de andere kant van de lijn, “slaap jij al?” En als ik dan nee zei, kreeg ik geen boete, maar dan zei hij: “Mooi, dan komt Fritz even langs.”
Ik herinner me de eerste keer. Mijn BMW stond voor de deur, aan de spiegel hingen de eerste babyschoentjes van mijn zoon. Dat soort rare dingen deed je in die tijd. En vervolgens reed Fritz wel zó onbedaarlijk hard tegen mijn auto aan, dat die voor mijn gevoel in één klap total loss was. Maar toen ik opendeed, stond Korbach met een uitgestreken gezicht op de deurmat en zei alleen maar: “Gijpie, de schoentjes bewogen ervan.” Daarna kwam er een fles whisky op tafel. Vaak belde Fritz dan Riemer van der Velde, de voorzitter, om ook te komen en haalde ik mijn vriendin uit bed. Dan zaten we tot vier uur ’s nachts over voetbal te praten. Af en toe nam Fritz dan ook een sliding op het tapijt. Dat zat vol vlekken van de whisky, het bier en de sigaren. En meestal gaf Riemer dan een paar weken later een interview in VI waarin hij dingen zei als: “René van der Gijp leeft niet voor zijn sport.” Ha! Dan dacht ik altijd: ja, Riemer, maar dan moet je ook niet drie nachten per week bij mij komen aanbellen.’
41. Drank
-De drank heeft Fritz ook veel gekost.
‘Klopt. De laatste vijftien jaar is daardoor natuurlijk allemaal wat minder gegaan. Dat heeft me wel pijn gedaan. Op het einde is hij zelf ook wel erg in zijn eigen imago gaan geloven. Al bleef hij toch wel altijd zichzelf.’
-Denk je dat hij tot nu toe een gelukkig leven heeft gehad?
‘Ja. Ben ik van overtuigd, ondanks alle ellende die hij ook heeft meegemaakt. En ik denk dat hij dat grotendeels aan het voetbal dankt. Ik bedoel, als je zelfs al je plezier kunt halen uit het trainen van Harkemase Boys, dan betekent dat spelletje echt heel veel voor je.’
42. ‘Er is vaker in de verlenging gescoord, Gijpie’
Een paar weken later, op een bewolkte donderdagavond in Leeuwarden. Het is druk in de supermarkten tegenover het Cambuur-stadion. Voor de kassa’s staan lange rijen, op het parkeerterrein wordt de ene na de andere kofferbak vol plastic tassen gestouwd. Niemand van het winkelend publiek lijkt zich te realiseren welk plechtig tafereel zich ditzelfde moment een paar honderd meter verderop voltrekt. Daar, alleen aan het zicht onttrokken door de stadionmuur, dragen familieleden en vrienden net de doodskist van Fritz Korbach in langzame pas de hekken binnen.
Er stopt een zwarte terreinwagen voor de deur van het stadion. René van der Gijp en Johan Derksen stappen uit. Ze wandelen onder het portret door dat sinds een paar dagen boven de ingang hangt. Het toont het karakteristieke hoofd van Fritz Korbach, het brilletje als altijd diep op de neus. ‘Deze verlenging was te kort’, staat er in witte letters boven.
Fritz Korbach heeft bij zeventien clubs gewerkt, maar het is geen toeval dat hij juist hier, bij Cambuur, is opgebaard. Leeuwarden heeft altijd van hem gehouden. Hij is de enige van wie ze ooit getolereerd hebben dat hij ook SC Heerenveen trainde, de aartsrivaal waar hij René van der Gijp in zijn selectie had, een voetballer in zijn nadagen.
Over anderhalf uur gaat voor iedereen die afscheid wil nemen de stadionpoort open. Van der Gijp is daarom extra vroeg uit het Westen over gekomen. Hij wil de meute voor zijn. Eenmaal binnen blijkt hij niet de enige. Nol de Ruiter is om diezelfde reden ook al hier, net als onder anderen Foeke Booy, Jurrie Koolhof en Leen Looyen, lang geleden klasgenoot van Korbach op het CIOS. Even later betreedt het hele gezelschap met gebogen hoofd de eerste verdieping van het stadionnetje. Daar, in een hoek van de sponsorruimte, ligt de overleden trainer, opgebaard tussen bloemstukken van al zijn clubs. Hij heeft zijn bril op, draagt een leren jack en een spijkerbroek en heeft op karakteristieke wijze één hand in zijn broekzak. De man die bij leven altijd al zichzelf was, blijkt dat in de dood nu ook.