Gijp(35)
-Maar wat is nu eigenlijk je punt?
‘Dat al die trainers vergeten dat geluk juist zo’n grote factor is in het voetbal. Een voorzet die er door de harde wind in vliegt, een polletje in het gras… Daarom zouden ze voortaan in Zeist, bij het uitreiken van de trainersdiploma’s, een zwarte viltstift moeten pakken en in grote letters onder al die oorkondes moeten zetten: EN VEEL GELUK ! Kom op hé: voetbal is geen exacte wetenschap. Je hebt te maken met factoren waarop je geen enkele invloed hebt. Maar dat vind ik nou juist het mooie van voetbal. En als je die gedachte altijd in je achterhoofd houdt, kun je er eindeloos over blijven praten. Maar het is een beetje een teken van deze tijd, hè? Mensen zijn controlfreaks geworden. Jammer, want vaak word je daar heel ongelukkig van. Je komt namelijk in je leven honderden dingen tegen waar je géén controle over hebt.’
-Gelukkig zijn er ook nog mensen die anders zijn.
‘Toen ik bij Heerenveen zat, ontmoette ik er twee: Riemer van der Velde en Fritz Korbach. Wij hadden Harry Decheiver in de ploeg. Een prima voetballer op de training, maar scoren in wedstrijden deed-ie niet veel. Toen hebben Fritz en Riemer besloten hem te verkopen, vanwege gebrek aan scorend vermogen. Ha! Harry ging naar RKC en ik geloof dat het op het einde van het seizoen weinig scheelde of hij was topscorer van Europa geworden. Maar het mooie is: Fritz en Riemer konden daar samen geweldig om lachen. Echt waar, hoor. Als we samen Studio Sport keken en die gekke Harry ramde ze er weer van alle kanten in voor RKC, dan kwamen wij in Heerenveen niet meer bij. Op een gegeven moment hebben wij er een gewoonte van gemaakt om bij de samenvatting van RKC maar onze ogen dicht te doen. Het enige wat we dan hoorden was: boem! En daarna de commentator: “Wéér een doelpunt van Decheiver.” Bij ons liepen dan de tranen over de wangen. Later kwam Harry bij Borussia Dortmund terecht, dat gewoon om de Wereldbeker speelde. En dan nog zei Fritz heel droog: “Ik ben blij dat we daar vanaf zijn, van die Decheiver.” Mooi man! Er helemaal naast zitten en er dan toch een enorm plezier aan beleven. Vind ik knap.’
-Meestal kreeg jij vroeg of laat altijd ruzie met bestuursleden. Met Riemer niet?
‘Nee, maar dat kwam omdat hij een echte voetbalman is. Ik had hem een keer aan de telefoon. Zat hij in La Manga, dat Spaanse trainingskamp. In de eerste tien dagen had hij dertig wedstrijden gezien! De zon scheen als een gek in Spanje, maar toen Riemer terugkwam was-ie nog helemaal wit. Hij zag eruit alsof hij een paar weken in het gips had gezeten. Geen strand of terras gezien, alleen maar voetbaltribunes. Heel bijzonder, dat soort mensen. Daar heb je er maar een paar van. Leo Beenhakker is net zo. Dat soort mannen heeft verder ook geen hobby’s, voor zover ik weet. Ik zie Leo in zijn vrije tijd tenminste niet in een overall aan een oude auto sleutelen, of met zijn kaplaarzen in de tuin van de buren gezellig de heg snoeien. Nee, hij is geïnteresseerd in voetbal. Om die reden flirt hij ook op hoge leeftijd nog met allerlei landen waarmee hij naar een groot toernooi kan. Prachtig. Daarom was het ook zo dom dat Riemer van der Velde op zijn 65ste besloot te stoppen. Dat soort mensen kan beter zeggen: ik blijf hier in de bestuurskamer zitten, net zo lang tot iemand me naar buiten draagt en in zo’n lange, zwarte auto douwt. Beenhakker doet dat gelukkig. Terwijl hij ook zou kunnen zeggen: weet je wat, ik ga heerlijk op een boot liggen in Saint-Tropez, met twee lekkere Russische meiden die ik helemaal niet kan verstaan. Maar daar kunnen dat soort mensen, Beenhakker, Van Hanegem, Korbach, zich niets bij voorstellen. Ik wel. Maar zij niet. Die leven echt voor maar één ding: voetbal.’
-Fritz Korbach is ernstig ziek. Er staat hem een zware operatie te wachten.
‘Ik heb het gehoord. Zielig man. Ik hoop maar dat het goed komt. Fritz vind ik echt een geweldige gozer. Altijd opgeruimd, altijd zichzelf. Echt een geweldig mannetje. Ik herinner me nog een ochtend dat ik de kleedkamer van Heerenveen binnenkwam. In die tijd had je van die plastic platen, die je bij knieblessures een paar minuten tegen je gewricht moest houden. Daar kwam dan een speciale straling vanaf, die dwars door je botten ging. Maar Fritz had die twee platen tegen zijn oor geklemd. Eén links en één rechts. Wat ben jij nou aan het doen?, vroeg ik. “Ik heb pijn in mijn harses”, zei Fritz dan. Hij dacht: als het goed is voor je knie, is het vast ook goed voor je hoofd. Maar toen onze verzorger binnenkwam, nam hij gelijk een sprint om dat apparaat af te zetten. Het bleek levensgevaarlijk.’
40. ‘Fritz lijkt op niemand. En niemand lijkt op Fritz’
Maandagmiddag, zijn vaste stek in Reeuwijk. De zon op het terras nodigt weer uit tot vrolijke bespiegelingen, maar de sloffende tred waarmee René van der Gijp nu over het grindpad komt aangelopen verraadt al dat hij niet in de stemming is voor grappen en grollen. Dat heeft alles te maken met Fritz Korbach, zijn oude trainer. De doktoren hebben hem opgegeven. ‘Klote, man’, zegt René van der Gijp. ‘Echt zwaar klote.’ Hij zet zich aan tafel met het enthousiasme van iemand die zijn galgenmaal krijgt opgediend, in plaats van gewoon een verse uitsmijter met tomaatjes en een glaasje melk.