Gijp(34)
Maarten Spanjer, een van zijn beste vrienden, was daar ook al eens over begonnen. ‘Zijn grootste houvast is dat hij serieus werd genomen door de voetballers waar hij zelf tegen op keek’, zei hij over Van der Gijp. ‘René heeft, ondanks zijn aangeboren talent, dan wel niet bij AC Milan gespeeld, maar hij werd door Gullit, Rijkaard en Van Basten, de jongens die het wél hadden gered, in elk geval geaccepteerd als gelijke. Dat heeft hij altijd heel belangrijk gevonden.’
Van der Gijp: ‘Het is gewoon genieten om iemand te zien waar de kwaliteit van afdruipt. Ik heb nooit moeite gehad dat te erkennen. Maar zo is niet iedereen. In dat kleine kleedkamertje bij PSV wilde op een gegeven moment iedereen een Ruud Gullit zijn. Willy van de Kerkhof wilde per se de aanvoerdersband, Gerets wilde invloed, Ronald Koeman vond het noodzakelijk dat hij kon meepraten, Van Breukelen wilde de leider zijn… Terwijl ik alleen maar dacht: jongens, doe nou niet zo moeilijk. Laat Gullit nou gewoon de leider zijn. Hij steekt boven ieder van ons uit. En hij speelt toch ook in hetzelfde shirt? Dat snap ik niet, dat soort dingen. Geldingsdrang. Ego. Bah.’
René van der Gijp was als voetballer anders dan alle andere voetballers. Toch heeft hij zich nooit een buitenstaander gevoeld. ‘Nee. Het was echt mijn wereld. Ook omdat ik altijd volledig heb geaccepteerd dat de anderen anders waren dan ik. En dat ik daar vooral mijn plezier uit moest halen, me er vooral niet tegen moest verzetten. Nee, ik heb me altijd enorm thuis gevoeld in de kleedkamer. Ik vond het gewoon leuk om al die types bij elkaar te zien, ze een beetje te observeren. Je maakte soms de gekste dingen mee. Ik zat na een verloren wedstrijd in De Kuip eens te kaarten in de spelersbus van PSV. Gullit en ik tegen Ronald Koeman en Hans van Breukelen. Die had door dat polletje net de blunder van zijn leven gemaakt. We zijn bijna in Eindhoven en de chauffeur zet de radio aan. Een sportprogramma, Langs de Lijn of zo. Het gaat over de nederlaag van PSV. Ronald Koeman komt aan het woord. ‘Tsja’, zegt-ie tegen de verslaggever, ‘met zo’n keeper word je natuurlijk nooit kampioen.’ Terwijl Van Breukelen schuin tegenover hem zat! Had je die kop moeten zien! Hansie werd he-le-maal gek! Die moesten ze echt tegenhouden. Prachtig was het. Een van de mooiste busreizen die ik ooit heb gemaakt. Echt.’
‘Op de training kon ik ook verschrikkelijk genieten. Ik herinner me een discussie tussen Hallvar Thoresen en Ruud Gullit. Thoresen ging uitleggen hoe Ruud vanaf rechts moest opkomen, dat hij dan de ruimte in zou sprinten en als Ruud dan op het juist moment voorgaf, dan zorgde Hallvar alvast dat hij in de lucht hing. Zoiets. Maar na dat hele verhaal keek Gullit hem alleen maar aan en zei toen: “Ja hoor, ik al dat werk doen en jij hem er dan lekker inkoppen zeker?” Dat soort dingen, dan kwam ik niet meer bij.’
‘Trainingskampen vond ik ook prachtig. Met PSV gingen we vaak naar Gran Canaria. Het was eigenlijk een soort Big Brother. We zaten dan zó op elkaars lip, dat er gelijk allerlei irritaties ontstonden. Dat vond ik altijd leuk om te zien. Het was een heel andere tijd. Bij die jongens van nu gaat het erom dat er een beetje snelle internetverbinding in het hotel is. Bij ons was het veel belangrijker dat er lekkere wijven langs het zwembad lagen. Bij de coopertest was ik nooit de snelste. Maar als er meiden langs het zwembad lagen, wel. Nee, ik kijk met heel veel plezier op mijn spelersloopbaan terug. Ik heb voetbal altijd gezien als een uiterst prettige invulling van het leven. Is toch mooi, voetballer zijn? Lekker in de ochtend trainen, uitsmijtertje eten met de jongens. Kaarten, biljartje leggen. Er zijn gewoon veel meer voordelen dan nadelen aan dat vak. Je bent fit. Je komt weleens ergens. Je bent met jongens onder elkaar. Je kunt tenminste een beetje lachen. Nee, niks mis mee. Alleen al het feit dat je in de kroeg als voetballer zo ont-zet-tend makkelijk meisjes kunt krijgen… Lekker toch? Puur omdat je toevallig in het weekeinde op van die zwarte Adidas-schoentjes loopt.’
39. Toeval
‘Trainers die ons willen doen geloven dat ze de totale controle hebben. Daar kan ik zó van genieten. Bij Feyenoord zag ik zelfs de looptrainer weleens met zo’n oordopje rondwandelen. Ik hoopte maar dat hij daarop ook de inkomende en uitgaande vluchten van vliegveld Zestienhoven doorkreeg, want dan had hij er tenminste nog iets aan. Schei eens uit, man!’
-En het is allemaal de schuld van Louis van Gaal.
‘Ja. Die heeft ervoor gezorgd dat er nu mannen in trainersjassen op de bank zitten met iPads, met flipovers en met weet ik veel wat nog meer. Sommigen sjouwen een hele Winkler Prins-encyclopedie mee naar de dug-out, mocht iemand in het veld iets doen wat ze nog nooit hebben gezien. Kunnen ze het snel opzoeken.’