De ogenverzamelaar(28)
Behalve als ze niet alleen over de ogenverzamelaar liegt...
‘Kunnen we je vragen niet onderweg bespreken?’ vroeg ze, en ik schudde mijn hoofd, hoewel ik het voorstel graag had aangenomen. Ook ik wilde zo snel mogelijk hiervandaan. De waarschijnlijkheid dat Stoya mijn telefoontje was nagegaan, was dan wel uitermate klein, maar tot een paar seconden geleden was ik alleen maar een getuige en stond ik nog niet op zijn lijst van verdachten. Maar sinds Alina hier was verschenen, voelde ik me niet meer veilig. Mijn probleem was dat ik nog te weinig informatie had om te weten welke volgende stap ik nu moest zetten.
‘Buiten is het op dit moment te gevaarlijk,’ zei ik naar waarheid. ‘Elke paar seconden vallen er zware takken op de grond, ik zou liever nog even wachten tot het weer wat rustiger is geworden.’
Ze stopte met het aaien van haar hond. ‘Goed dan, wat wil je verder nog weten?’
Hoe wist je werkelijk van deze boot?
Wat heb je met de ogenverzamelaar te maken?
Ben je echt blind?
‘Laten we beginnen waar je bent gestopt,’ zei ik, ook om mijn eigen gedachten te ordenen.
Bij de moord. Op het punt waar je de nek van de vrouw hebt gebroken en het lijk naar de tuin hebt gesleept.
‘Wat gebeurde er toen?’
‘Je bedoelt nadat ik de stopwatch in de hand van de vrouw had gedrukt?’
Het leek alsof er een schaduw over haar gezicht gleed. Ze hield haar oogleden gesloten en ook haar lippen waren stijf op elkaar geperst, wat haar gezicht een gespannen uitdrukking verleende.
‘Ik ging naar de schuur,’ begon ze langzaam, alsof ze het moeilijk vond een lang achter haar liggende herinnering uit de diepten van haar geheugen naar boven te krijgen. ‘Hij was van hout, niet van metaal, dat heb ik gemerkt toen ik een splinter in mijn vinger kreeg toen ik de grendel opzijschoof. Bovendien rook het naar hars toen ik naar binnen ging.’
Ze wachtte even en plukte met de vingers van haar rechterhand zenuwachtig aan haar linkerduim.
‘Het gebogen lichaam op de grond leek op een oud vloerkleed, maar het was nog een lichaam. Iets kleiner en lichter dan de vrouw, die nu dood op het gras lag.’
‘Leefde hij nog?’
‘Ik denk van wel. Het was een klein jongetje. Geloof ik tenminste, want hij rook net als mijn broertje Ivan, wiens gezicht me nauwelijks nog voor de geest staat. Maar zijn geur van taart en aarde, die in mijn neus kroop als we samen in bad gingen, die zal ik nooit vergeten. Ik ruik hem altijd als ik van een klein jongetje droom.’
Of als je hem ontvoert.
‘Kun je zijn gezicht beschrijven?’
‘Nee, je weet toch: de enige gezichten die ik me herinner zijn die van mijn ouders.’
Ik excuseerde me voor de onderbreking en verzocht haar verder te gaan.
‘Ik bracht het kind naar een auto die achter het hek geparkeerd stond. Ik geloof dat het ’s morgens vroeg was, vlak na zonsopkomst. Opeens was alles weer donker en ik dacht al dat het visioen voorbij was. Toen gingen twee rode lichten aan in de kofferbak van de auto, waarin ik de jongen legde.’
‘En het meisje?’
‘Welk meisje?’ Ze leek oprecht verbaasd. ‘Daar weet ik niets van.’
‘Pardon?’ vroeg ik verbaasd. ‘De ogenverzamelaar heeft voor het eerst een broertje en zusje ontvoerd. De kranten staan er vol van.’
‘Die ik niet kan lezen, voor het geval je dat is ontgaan.’
‘Er is ook nog radio en televisie.’
‘En internet. Bedankt voor de tip.’
‘Nou, dan moet je toch hebben gehoord dat de politie naar twéé vermisten zoekt? Tobias en Lea, een tweeling.’
‘Maar dat heb ik niet, oké?’
TomTom tilde zijn kop op, gealarmeerd door de boosheid in de stem van zijn vrouwtje.
‘Ik ben gisteren meteen naar de politie gegaan en daar hebben ze me ook al op zo’n rottige toon uitgevraagd, zoals jij die nu aanslaat. Ik wist meteen dat ze me voor gek versleten en toen ik weer thuis was, was ik zo kwaad dat de rest van de wereld mijn reet kon likken. Ik ben met een fles wijn voor de buis gaan zitten en heb de werkelijkheid met oude Edgar Wallace-films weggedraaid. Net zolang tot ik dronken ben ingeslapen en vanmorgen door de idioot werd gewekt die hier midden in de rimboe met me heeft afgesproken.’
Ze snoof woedend door haar neus. ‘En ik, domme koe, ben zelfs op weg gegaan, alleen maar om me hier voor de tweede keer voor gek te laten zetten.’
De olielamp flakkerde en herinnerde me eraan dat het de hoogste tijd was om naar de generator te kijken, als ik niet gauw met mijn ongemakkelijke gast in het donker wilde zitten.
‘En dat moet ik van je aannemen?’ vroeg ik.
Alina pakte de beugel van haar hond en stond op. ‘Je denkt toch alleen maar dat ik lieg. Maar als ik dit verhaal inderdaad heb verzonnen, zou ik me dan echt zo armzalig voorbereiden?’