De ogenverzamelaar(25)
‘Die van je moeder?’
‘Nee, dat geloof ik niet. Zo precies heb ik er niet op gelet. Ik was te zeer geschrokken van de gevoelens die plotseling over me heen kwamen.’
‘Wat zei die vrouw?’
Alina legde haar sigaret in de asbak en pakte in plaats daarvan de koffiebeker. ‘Het was heel raar. Ik geloof dat ze met haar man telefoneerde, ik hoorde een elektronische piep, zoals wanneer ik mijn telefoon op de luidspreker zet. Toen lachte de vrouw en zei: “Sorry, maar ik ben een beetje in de war. Ik ben net verstoppertje aan het spelen met onze zoon. En weet je wat zo gek is? Ik kan hem nergens meer vinden.”’
‘Ze lachte?’ vroeg ik geërgerd.
‘Ja, maar niet vrolijk. Eerder nerveus en gekunsteld. Zoals iemand lacht wanneer die eigenlijk zou willen huilen.’
‘Hoe reageerde haar man?’
‘Die was helemaal in paniek en zei alleen: “O god. Hoe kon ik zo blind zijn? Het is allemaal te laat.”’
‘Het is allemaal te laat?’
Ze knikte. ‘En toen begon hij te schreeuwen. Zijn stem trilde wanhopig toen hij zei: “Ga in geen geval naar de kelder. Hoor je me? Ga niet naar de kelder.”’
Ze dronk een slok koffie. ‘Dat was het moment waarop de lichtflitsen minder werden en ik de eerste vage omtrekken van mijn omgeving kon zien. Je moet je het beeld dat ik zag voorstellen als een overbelichte foto.’
Ik vroeg me af hoe ze bij die vergelijking kwam, toen ze ongevraagd het antwoord gaf.
‘Zo heeft een keer een medium in een tv-reportage zijn visioenen beschreven en op een of andere manier begreep ik wat hij bedoelde.’
Een stuk berkenschors kraakte achter het ruitje van de houtkachel.
Ik nam de draad weer op toen ze een tijd lang gezwegen had en nerveus door haar haren had gestreken. ‘Dus de man aan de telefoon zei: “Ga niet naar de kelder.”’
‘Dat waren zijn woorden.’
‘En wat gebeurde er toen?’
‘Toen draaide de vrouw zich naar me om en ik keek in de ogen van mijn moeder.’
‘Ze draaide zich naar je om?’ vroeg ik verward.
‘Ja. Dat is altijd zo als het gebeurt. Ik weet niet waarom, maar ik geloof dat ik bij bepaalde hoog energetisch opgeladen mensen als het ware door de aanraking bij ze naar binnen glip. Alsof ik een duister geheim van hun ziel beroer.’
Terwijl ze sprak had ze zich iets van me afgewend en ze leek uit het raam naar het meer te kijken. Ik volgde haar lege blik in het donker.
‘Dus heb je je visioen met de ogen van de...’ Ik aarzelde en kon even zelf bijna niet geloven dat ik zo’n rare vraag wilde stellen.
Ze gebruikte de stilte om mijn zin af te maken: ‘Ja,’ zei ze en ze wendde haar hoofd weer naar mij toe. ‘Ík was de ogenverzamelaar. Alles wat er vanaf dat moment gebeurde, zag ik met zijn ogen.’
Op dat moment trof een grote golf de romp van het schip, zodat de koffielepel tegen de rand van haar aluminiumbeker kletterde.
De olielamp flakkerde door de wind, die fluitend zijn weg door de kieren in het spijlenvenster had gezocht.
‘En toen?’ vroeg ik, toen het rumoer was afgenomen.
Alina sprak nu sneller, alsof ze zich van een last moest bevrijden. ‘Ik merkte dat ik achter een houten deur stond die niet op slot was en dat ik de hele tijd al door een kier in de kamer had staan kijken waar de vrouw telefoneerde.’
‘Wat deed ze toen?’
‘Wat haar man haar verboden had.’
Ga niet naar de kelder.
‘“Schat, je maakt me bang,” zei ze nog en ze zette een stap naar de deur, waar ik achter stond. Toen gebeurde het ontzettende.’
Onder Alina’s gesloten oogleden rolden de oogbollen heen en weer. TomTom tilde zijn kop op en spitste zijn oren, alsof de innerlijke onrust van zijn vrouwtje op hem was overgegaan.
‘Ik sprong van achter de deur tevoorschijn en trok een kabel om haar nek. Ze verstijfde van angst.’ Alina’s stem klonk dof. Ze trok haar neus op voordat ze zacht fluisterde: ‘Toen brak ik haar nek.’
Onbewust hield ik mijn adem in en ook Alina leek buiten adem, toen ze zei: ‘Het was een geluid alsof ik een rauw ei had fijngeknepen. Ze was onmiddellijk dood.’
66
‘WAT HEB JE MET HET LIJK GEDAAN?’ VROEG IK EN IK VOELDE AAN mijn slapen. Nu was de hoofdpijn nog te verdragen, maar ik moest dringend iets innemen, anders zou hij de kritieke grens overschrijden en zou ik voor een paar uur van de wereld zijn.
‘Ik heb het aan een touw naar buiten gesjord. Het ging allemaal zo razendsnel, alsof iemand in mijn hoofd een film versneld afspeelde. Maar dat gebeurt altijd in mijn wakkere dromen.’
‘Waar heb je de dode heen gebracht?’ vroeg ik ongeduldig.
‘Ik sleepte haar door de woonkamer naar een terrasdeur en vervolgens de tuin in. Daar was het duidelijk koeler; de sneeuw knerpte onder mijn voeten. In de buurt van het hek, ergens bij een schuurtje, liet ik haar gewoon liggen.’