Reading Online Novel

De ogenverzamelaar(108)



‘En wat deed je toen?’

‘Helemaal niets. Ik stond gewoon toe te kijken.’

‘Toe te kijken?’

‘Ja. En opeens lag er iets zwaars in mijn handen.’

Ooit, lang geleden, toen Julian nog een baby was en ik me niets anders kon voorstellen dan een goede vader zijn, had ik op deze plek met hem gezeten, waar ik nu verscheurd werd door diep verdriet.

Ik had zijn slapende hoofdje tegen mijn borst gedrukt; zachtjes, om te voorkomen dat het opzij zou zakken, bijna zoals ik nu Nicci’s dode lichaam vasthield.

Wat hadden we toen voor dromen gehad? Welke plannen hadden ons gezinnetje ooit bij elkaar gehouden? En hoe snel was het me gelukt alles te verwoesten?

Ik maakte de stopwatch uit Nicci’s vingers los en stond op.

Oud hadden we willen worden, hier aan de voet van de Rudower Dörferblick, het zesentachtig meter hoge uitkijkpunt aan de rand van Berlijn waar je op sommige dagen een perfect uitzicht over drie dorpen tegelijk hebt. Over Bohnsdorf, Schönefeld en Waßmannsdorf. En natuurlijk over ons eigen perceel.

Ik keek neer op het dode lichaam van mijn vermoorde vrouw en toen weer omhoog naar de top van de enorme berg puin, aan de voet waarvan onze hoop eerst was geboren en vervolgens voor eeuwig uit elkaar gespat, en ik wist niet zeker of de tranen in mijn ogen me bedrogen.

En of ik daarboven werkelijk een man zag met een verrekijker, die spiegelde in de koude winterzon.