Reading Online Novel

De Vuurdoop(95)



Carlos keek naar zijn gehavende gezicht. Dat had Hector gedaan... Misschien stonden ze nu quitte.

Carlos liep de badkamer uit. Nee, ze stonden niet quitte, absoluut niet... In zijn hart wist hij dat. Maar het ging niet meer om zijn hart, er waren nu veel grotere belangen. Hij liep de keuken in, trok een fles wijn open en dronk een groot glas leeg. Hij zou niemand bellen in de toestand waarin hij nu verkeerde, hij zou het iets meer tijd geven, zien hoe de zaken zich ontwikkelden. Daarna zou hij beslissen wiens kant hij zou kiezen.

***

*

***

Er lagen een hoop papieren op tafel. Hector las. Tegenover hem zat Ernst, de jurist, op een stoel. Aan de korte kant van het bureau zat Aron, die alles nog een keer nalas ter controle.

‘De firma’s heb ik laten registreren in West-Indië en op Macao,’ zei Ernst. ‘Ze staan geregistreerd als investeringsmaatschappijen met jou, Thierry, Daphne en je vader als eigenaren. Jij bezit eenenvijftig procent, Adalberto vijfenveertig procent, die op jou overgaan mocht hij komen te overlijden. Hetzelfde geldt als jij komt te overlijden, jouw deel gaat dan op hem over. Thierry en Daphne bezitten samen vier procent en staan geregistreerd als intekenaars van de firma. Zij hebben allemaal een volmacht ondertekend en die heb ik hier...’

Ernst schoof vier documenten over de tafel naar hem toe.

‘Dit geeft jou de volledige zeggenschap over de inkomsten en uitgaven van het bedrijf.’

Hector zette snel zijn handtekening op de documenten.

‘Wat gebeurt er als mijn vader en ik allebei overlijden?’

‘Dan krijgt iemand anders alles. Dat mag je bij gelegenheid bepalen. Ik heb de papieren hier, het is alleen een kwestie van invullen en ondertekenen als je hebt besloten wie het gaat of gaan worden.’

Hector las de volmacht vluchtig door. Hij pakte de papieren, vouwde ze op, stopte ze in een envelop en deed de envelop in zijn aktetas.

Arons telefoon rinkelde.

‘Ja?’

‘We halen onze doelen niet,’ zei Svante Carlgren en hij hing direct daarna op.

***

*

***

Hij had het nummer gebeld, hij had hun informatie gegeven. Nu dachten ze dat ze hem hadden. Maar dat was niet zo, hij had zichzelf alleen uitstel bezorgd.

Hij werd in de eerste plaats niet goed als hij aan die kuthoer dacht die hem had verraden. Hij zou haar hoofd willen vastgrijpen en dat tegen een muur helemaal tot gort slaan, tegen haar zeggen dat het niemand, maar dan ook werkelijk niemand, ooit was gelukt om hem, Svante Carlgren, erin te luizen. Haar alleen wel. Hij slaakte een diepe zucht, hij was kapot. Hij wilde ook de man die hem had bedreigd vermoorden, die moest echt helemaal dood. De laatste tijd was hij alleen maar bezig geweest met hoe hij zich hieruit kon redden. Hij had verschillende ideeën tegen elkaar afgewogen en zich afgevraagd met wie hij het hierover kon hebben: de Russische maffia, motorbendes... want dat waren toch de mensen met wie je contact opnam als je in de shit zat? Maar geen van hen zou hem kunnen helpen, dat begreep hij wel. Hij had overwogen om de man zelf neer te schieten met zijn hagelgeweer, de Purdey waarmee hij altijd op fazanten joeg. Een goed onderhouden geweer dat in zijn wapenkast in de kelder stond. Om die klootzak in zijn gezicht te schieten – twee schoten zouden voldoende zijn. Maar Svante wist dat dat ook niet zou werken, hij zou opgepakt worden, dat gebeurde met iedereen die emotioneel handelde.

Svante Carlgren toetste een nummer in, het interne nummer van Östensson van de afdeling beveiliging. Östensson nam meteen op met een: ‘Yep?’

‘Met Svante Carlgren.’

‘Hé. Goedemiddag!’

‘Ik bel je met een vraag, het gaat niet over het werk, maar een vriend van me heeft hulp nodig.’

‘O.’

‘Kan dat?’

‘Ja... dat denk ik wel.’

‘Jij was toch werkzaam bij een particulier beveiligingsbedrijf voordat je bij ons kwam werken?’

‘Klopt.’

‘Hoe werkt zoiets?’

‘Dat hangt ervan af wat je bedoelt.’

‘Hielden jullie je bezig met het opsporen van mensen?’

‘Af en toe, ja.’

‘Waren jullie flexibel?’

‘Kun je wat duidelijker zijn?’

‘Waren jullie flexibel? Duidelijker kan ik het niet zeggen.’

Östensson zweeg een seconde te lang.

‘Ja, dat zou ik wel durven beweren.’

‘Ik heb een vriend die hulp nodig heeft.’

‘Dat zei je, ja.’

‘Heb je misschien een naam voor me?’

‘Zivkovic, Håkan Zivkovic.’

Östensson gaf hem een telefoonnummer en Svante bedankte hem.

‘Svante?’

‘Ja?’

‘Je probeert me niet iets te zeggen, wel?’

Svante moest lachen.

‘Nee, het is net wat ik zeg... Ik wil een maat in nood helpen, maar ik begrijp dat je dat moet vragen.’