De Vuurdoop(93)
Ze gaf niet meteen antwoord, maar wist hoe de zaken ervoor stonden.
‘Ik kan niets bedenken, ik zie geen uitweg. Hoe ik het ook wend of keer, er is altijd iemand met wie het slecht afloopt. En dat wil ik niet. Ik heb niets gedaan, helemaal niets, ik wil niemand opofferen.’
‘Maar het is toch overduidelijk wie hier geofferd moet worden?’
Ze ontmoette zijn blik.
‘Ja... natuurlijk.’
‘Waarom offer je hem dan niet op? Doe wat de politie je heeft gevraagd. Geef ze zo veel mogelijk info, laat ze hem arresteren – dan is dat uit de wereld en jij en je zoon pakken het gewone leven weer op.’
Ze keek hem kritisch aan.
‘Zou jij dat doen?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Nee. Daar houdt het namelijk niet mee op, ik zou de rest van mijn leven op de vlucht zijn, zowel voor de smeris als voor Hectors bende. Ze zouden het er niet bij laten zitten.’
‘Nou dan,’ zei ze onverschillig.
Sophie haalde een blaadje tevoorschijn en gaf het aan Jens. Hij nam het aan en las wat erop stond: Wees voorzichtig.
‘Waar heb je dat gevonden?’
‘In mijn brievenbus.’
‘Wanneer?’
‘Een paar dagen geleden.’
‘Voordat ze Albert hadden opgepakt?’
Ze knikte. Hij keek nog een keer naar het briefje alsof hij dan iets zou begrijpen wat er niet stond.
‘Wie heeft het geschreven?’
‘Dat weet ik niet.’
Jens snapte er niets van. Hij legde het briefje op de salontafel en leunde naar voren in de stoel. Hij zat wijdbeens, met zijn ellebogen op zijn knieën.
‘Als ik jou was zou ik zo veel mogelijk informatie verzamelen over de grootste bedreiging en op dit moment is dat de politie. Daarna zou ik ze er op de een of andere manier mee confronteren.’
‘Hoe dan?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘In dit geval betekent confrontatie ze een beetje uit hun evenwicht brengen... misschien ergens achter komen.’
‘En daarna?’
Jens stond op uit zijn stoel en liep naar de keuken.
‘Ik weet het niet...’
17
Carlos, gekleed in een fonkelnieuw trainingspak, was soep aan het eten. Hij kon alleen maar vloeibaar voedsel tot zich nemen. Hij zat in zijn mooie leunstoel met een handdoek op zijn knieën. Er was een film op de tv met Terence Hill en Bud Spencer. Bud sloeg de schurken met zijn vlakke hand neer, begeleid door overdreven geluidseffecten. Terence’ nagesynchroniseerde stem hield de bewegingen van zijn lippen niet bij. Carlos grinnikte om het gevecht, zijn gezicht deed pijn.
In de hal klonk de bel.
Anders en Hasse glimlachten vriendelijk toen Carlos opendeed.
‘Carlos Fuentes?’ vroeg Hasse.
Carlos knikte. Hasse wapperde met zijn politielegitimatie.
‘Ik ben Kling, dit is Klang. Mogen we binnenkomen?’
‘Ik heb al met de politie gepraat, ze zijn in het ziekenhuis bij me geweest.’
Hasse en Anders drongen zich langs Carlos heen en beenden het appartement door naar de keuken. Carlos keek hen na.
‘Wat willen jullie?’
***
Kling en Klang zaten ieder op een keukenstoel te wippen. Carlos stond tegen het aanrecht geleund.
‘En je weet niet meer hoe ze eruitzagen?’
Carlos schudde zijn hoofd.
‘Hoe oud zei je dat ze waren?’
Anders stelde de vragen. Carlos dacht na.
‘Tieners...’
‘Dertien of negentien?’ vroeg Anders.
‘Eerder negentien, misschien zeventien.’
‘Zeventien?’ vroeg Hasse.
Carlos knikte.
‘En die mishandelden je zomaar, die zeventienjarigen?’
Carlos knikte weer.
‘Jeetje,’ zei Hasse.
Carlos wist niet of hij nu de spot met hem dreef.
‘Maar je moet toch iets hebben gezien? Een gezicht...’
Carlos schudde zijn hoofd.
‘Het ging zo snel.’
‘Nationaliteit? Zweeds?’
Carlos deed net alsof hij nadacht.
‘Ik denk dat het allochtonen waren, ze hadden een capuchon op.’
Carlos krabde aan het puntje van zijn neus.
‘Altijd weer die allochtonen,’ zei Hasse.
Anders bladerde voor de schijn in zijn notitieboekje.
‘En je was van je werk onderweg naar huis?’
‘Ja...’
‘Waar werk je?’
‘Ik heb een restaurant, Trasten.’
‘En alles was rustig in Trasten die avond? Geen heibel? Niets gebeurd?’
Carlos schudde zijn hoofd, ging weer met zijn wijsvinger over het puntje van zijn neus – snel, nauwelijks merkbaar.
‘Nee. Het restaurant sluit om elf uur, toen ben ik ernaartoe gegaan om af te sluiten. Een rustige zaterdagavond.’
‘Natuurlijk was het dat, Carlos,’ zei Anders glimlachend.
Carlos probeerde terug te lachen.
‘Waar kom je vandaan, Carlos?’ vroeg Hasse.
‘Uit Spanje... Málaga oorspronkelijk.’