Reading Online Novel

De Vuurdoop(91)



‘Waarom niet?’

‘Omdat ik het zeg.’

Albert bevrijdde zich uit de omhelzing, was in verwarring.

‘Waarom niet?’ vroeg hij nog een keer.

‘Omdat dit anders is,’ fluisterde ze.

‘Hoezo?’

Albert wachtte op een antwoord dat niet kwam. Hij voelde zich er ongemakkelijk bij, draaide zich om en verliet de keuken.

De telefoon ging en Sophie nam op. Het was haar moeder, Yvonne, die als gebruikelijk allereerst vroeg hoe het met haar ging. Sophie gaf het antwoord dat Yvonne verwachtte: ‘Goed hoor.’

‘Komen jullie zondag?’

Yvonne klonk als een martelaar toen ze de vraag stelde. Sophie probeerde te doen alsof er niets aan de hand was.

‘Ja, rond zeven uur... Zoals altijd.’

‘Ja, maar jullie komen altijd om halfacht. Dat is niet zo erg, maar nu eten we...’

Sophie viel haar moeder in de rede.

‘We komen rond zeven uur, of om halfacht.’

Ze nam afscheid en hing op. En toen knapte er iets in haar. Sophie smeet de telefoon op de grond. Toen hij niet kapotging, gooide ze hem nog een keer op de grond en stampte er vervolgens op. Ze spande haar kaken, maar kreeg niet het gevoel van opluchting dat het afreageren haar had moeten geven. Ze had nog steeds hetzelfde gevoel van woede en onmacht als voordat ze de telefoon op de grond had gesmeten.

Albert stond vanuit de woonkamer naar haar te kijken. Ze keken elkaar aan. Sophie bukte om de kapotte stukken telefoon op te rapen.

***

*

***

De ramen stonden open, de stereo stond aan en Jens was aan het stofzuigen. Het mondstuk gleed over de vloer en de kleden. Hij probeerde rust te vinden, soms kreeg hij die als hij zijn huis ging schoonmaken. Maar vandaag niet; bovendien was het nog schoon, hij had de dag daarvoor al gezogen. Hij vond het altijd prettig het geluid te horen van dingen die in het mondstuk verdwenen, door de buis ratelden en via de slang in de stofzuigerzak landden. Dan voelde hij een bepaalde voldoening omdat hij met iets nuttigs bezig was. Maar vandaag waren die geluiden er niet, terwijl hij en de stofzuiger als een innig verknocht stel door het appartement bewogen.

Hij meende een geluid te horen boven de muziek en het geluid van de stofzuigermotor uit. Hij luisterde, hoorde niets en ging verder met zuigen. Weer dat geluid. Hij deed de stofzuiger uit met zijn voet, luisterde – er werd aangebeld.

***

Sophie stond in de keuken. Ze vertelde duidelijk, beknopt en precies wat er met Albert was gebeurd bij de politie. Hij begreep het niet.

‘De politie zegt dat er getuigen zijn en dat het meisje veertien jaar is,’ ging ze verder.

Jens zag haar angst. Die tekende haar hele gezicht. Ze zag er plotseling ouder uit, dun... bang.

Een espressokannetje op het fornuis begon steeds harder te sissen. Hij hoorde het niet, hij probeerde Sophies verhaal te begrijpen. Uiteindelijk maakte Sophie hem erop attent. Het sissende geluid drong zijn bewustzijn binnen en verdreef zijn gedachten. Hij haalde het kannetje van de plaat.

‘Zou het waar kunnen zijn?’ vroeg hij toen hij twee kopjes van een plank pakte.

Ze schudde haar hoofd alsof zijn vraag ronduit krankzinnig was.

‘Dat weet je heel zeker?’

Ze reageerde fel.

‘Alsjeblieft, zeg. Natuurlijk weet ik dat zeker.’

Jens keek haar onderzoekend aan, niet van zijn stuk gebracht door haar korte uitbarsting.

‘Maar kan het erop hebben geleken?’

Sophie wilde hem onderbreken.

‘Nee, wacht Sophie. Kan er iets kleins, iets ongevaarlijks, iets onschuldigs zijn voorgevallen?’ Sophie wilde ontkennend antwoorden, maar bedacht zich en haalde diep adem.

‘Ik weet het niet...’ zei ze zacht.

Jens liet haar even rustig nadenken.

‘Kom,’ zei hij en hij liep met de kopjes naar het bankstel in een hoek van de kamer.

Hij gebaarde dat ze op de bank plaats moest nemen, zette de kopjes op de salontafel en ging tegenover haar zitten in de gemakkelijke stoel.

‘Zou Albert misschien toenadering hebben gezocht tot het meisje, met haar hebben geflirt?’

‘Ik weet het niet,’ zei ze nogmaals.

‘Wat zegt Albert ervan?’

Ze keek op en toen weer naar beneden.

‘Hij zegt dat daar helemaal geen meisje was. Hij heeft daar niemand ontmoet, heeft nauwelijks met iemand gesproken. Hij was naar dat feest gegaan omdat daar een ander meisje zou zijn.’

‘Wie dan?’

‘Zijn huidige vriendin, Anna heet ze.’

‘Kan zij hem een alibi geven?’

‘Nee, mijn zoon had niet de moed om haar aan te spreken.’

‘Hoe ziet hij dit?’

‘Hij weet het niet. Eerst had hij een theorie dat een jongen met wie hij heibel had gehad hem een hak wilde zetten... Maar hij nam ook wel aan wat ik tegen hem zei.’

‘Wat heb je tegen hem gezegd?’

‘Dat de politie een fout had gemaakt.’