De Vuurdoop(98)
‘Rij nu weg!’
De man was kalm en stil.
‘Wat?’
‘Start de auto en rij weg, Guzmans lijfwacht komt nu jouw kant op!’
Jens tilde zijn hoofd een beetje op en zag Aron dichterbij komen. De man achter het stuur was kennelijk niet al te snugger.
‘Kijk naar links!’
De man keek. Toen leek hij het te begrijpen.
De Saab ging er plankgas vandoor. Jens liet zich op de vloer voor de achterbank rollen. Hij maakte zijn rugzak open en haalde zijn Beretta 92 eruit, drukte die in de zij van de man.
‘Draai de binnenspiegel weg.’
Het duurde een paar seconden voordat de man het begreep. Hij boog de binnenspiegel die tegen de voorruit zat weg.
Ze reden een tijdje rond. De man leek merkwaardig kalm.
‘Geef me je portemonnee.’
‘Ik ben van de politie,’ zei hij slaapdronken.
‘Hoe heet je?’
‘Lars.’
‘Lars hoe?’
‘Vinge.’
Jens drukte de loop achter zijn oor.
‘Portemonnee.’
Die lag op het dashboard. Lars reikte ernaar en boog zijn arm naar achteren zodat Jens hem kon aanpakken.
‘Je telefoon...’
Lars gaf hem zijn mobieltje. Jens stopte alles in zijn jaszak. Daarna vroeg hij om zijn wapen, waar hij de munitie uit haalde. Het magazijn stopte hij in zijn broekzak en het pistool liet hij op de vloer vallen.
‘Waar gaan we heen?’
‘Rij gewoon maar wat.’
Dat deed Lars. Jens kon vanaf de plek waar hij lag niet zien waarheen.
‘Wie ben je?’ vroeg Lars.
Jens antwoordde niet.
‘Waarom heb je me gewaarschuwd?’
‘Bek dicht.’
Ze reden een kwartierlang doelloos rond totdat Jens zei dat hij moest stoppen.
Lars stuurde de Saab naar de kant van de weg, stopte de auto en op hetzelfde moment leunde Jens tussen de twee stoelen door naar voren en trok de autosleutel uit het contactslot.
‘Kijk voor je,’ zei hij en hij liet Vinge achter met duizend vragen. Jens verwijderde zich haastig van de Saab en verdween in de begroeiing van een tuin.
Toen hij niet meer gezien kon worden bleef Jens staan en keek om zich heen. Ze waren weer terug in de wijk waar Sophie woonde. Haar huis lag twee huizenblokken verder. Die smeris moest gewoon constant hetzelfde rondje hebben gereden.
***
Jens begaf zich snel naar zijn auto, die bij het plein stond. Hij wilde daar weg, wilde Aron of Hector niet tegen het lijf lopen. Hij kroop snel achter het stuur, reed naar de oprit bij Inverness, haalde de id-kaart uit de portemonnee. Een politielegitimatie: Lars Vinge. Hij bekeek de foto, het was dezelfde vent, hij stopte de kaart in zijn zak, haalde Vinges mobiele telefoon tevoorschijn en begon in de contactenlijst te bladeren. Hij vond een paar namen: Anders, Dokter, Gunilla, Mama, Sara... dat was het – een ongebruikelijk korte lijst. Jens doorzocht de ‘laatst gekozen nummers’ en de ‘ontvangen oproepen’. Lars was geen frequente gebruiker van de telefoon, hij belde Gunilla maar af en toe. Hij ging over naar de ‘gemiste oproepen’, dat waren er drie van Sara en twee van Onbekend.
Jens reed de Stocksundsbron over, opende het raampje en gooide de autosleutels en het magazijn over de leuning van de brug.
***
*
***
Albert had hen alleen gelaten, hij had zich teruggetrokken in de woonkamer.
‘Leuke zoon heb je,’ zei Hector. Vervolgens begon hij te praten over hoe belangrijk het was dat je al vroeg de juiste houding aannam ten opzichte van de wereld om je heen, dat het dan verder vanzelf ging, dat alles op zijn plaats viel. Hij vergeleek Albert met zichzelf.
Sophie onderbrak hem.
‘Je moet nu weggaan, Hector.’
Hij begreep het niet.
‘Wil je dat ik wegga?’
Ze knikte, hij probeerde iets te lezen in haar gezichtsuitdrukking.
‘Waarom?’
‘Omdat ik het wil. Ik wil niet dat je hier weer komt.’
Hector keek haar met een frons op zijn voorhoofd onderzoekend aan, zijn handen gevouwen.
‘Oké,’ zei hij en hij probeerde te doen alsof haar woorden niet zoveel betekenden. Hij vermande zich en stond op. Maar in plaats van weg te gaan bleef hij bij de rand van de tafel staan.
‘Wat heb ik gedaan?’
Ze ontweek zijn blik.
‘Je hebt niets gedaan. Ik wil gewoon dat je gaat.’
Hij was zichtbaar verdrietig. Maar hij ging er verder niet op in, pakte zijn telefoon, belde een nummer, mompelde iets in het Spaans en verliet het huis. Aron kwam met de auto voorrijden.
Ze bleef aan de keukentafel zitten, hoe lang wist ze niet.
‘Wil je eenzaam sterven, mam?’
Ze zag dat hij teleurgesteld was toen hij de keuken in kwam en tegenover haar ging zitten. Ze antwoordde niet, maar stond op en begon af te ruimen.
‘Waar ben je zo bang voor?’
‘Ik ben niet bang, Albert. Ik beslis zelf over mijn leven, begrijp je dat?’