Dagboek van een beschermengel
1
IK WORD RUTH
Ik kan me niet herinneren dat ik het water in plonsde. Ik kan me niet herinneren dat ik er aan de overkant van het meer weer uitgekropen ben. Maar tijdens die kortstondige doop in de spirituele wereld werd ik ondergedompeld in kennis. Ik kan niet precies uitleggen hoe het gebeurde, maar toen ik plotseling in een zwak verlichte gang stond, druipend op de gebarsten tegelvloer, drong het inzicht in wie ik was en wat ik hier kwam doen net zo duidelijk tot me door als zonlicht dat door de boomtakken stroomt. Ruth. Ik heet Ruth. Margot is dood.
Ik was teruggekeerd op aarde. Een avond in Belfast, Noord-Ierland. Ik kende de plek uit mijn eerste levensjaren en ik herkende de onnavolgbare klanken van de Oranjeorde-orkesten die de avondlucht vulden. Daarom wist ik dat het ergens in juli moest zijn, maar ik had geen idee welk jaar het was.
Voetstappen achter me. Ik keek schielijk om. Nandita, iriserend in de duisternis, de glans van haar witte gewaad smetteloos in het bleke licht van de straatlantaarn aan de overkant. Ze boog zich naar me toe, met een diepbezorgde uitdrukking op haar donkere gezicht.
‘Er gelden vier regels,’ zei ze, en ze stak vier beringde vingers op. ‘Ten eerste ben je getuige van alles wat ze doet, alles wat ze voelt, alles wat ze meemaakt.’
‘Je bedoelt, alles wat ík heb meegemaakt,’ zei ik.
Ze reageerde met een handgebaar, alsof mijn uitroep een tekstballon was die ze kon wegwuiven.
‘Het is geen film,’ corrigeerde ze. ‘Het leven dat jij je herinnert was slechts een stukje van de puzzel. Nu krijg je alles te zien. Sommige stukken kun je aanpassen. Maar je moet heel voorzichtig te werk gaan. Laat me nu eerst vertellen wat de andere regels zijn.’
Ik knikte verontschuldigend. Ze ademde diep en beheerst in.
‘De tweede regel is dat je haar moet bewaken. Er zijn talloze krachten aan het werk die de keuzes die ze maakt willen beïnvloeden. Het is van essentieel belang dat je haar daartegen beschermt.’
‘Momentje,’ zei ik, terwijl ik mijn hand opstak. ‘Wat bedoel je precies met “beïnvloeden”? Ik heb al mijn keuzes al gemaakt, weet je nog? Zo ben ik hier beland en…’
‘Heb je wel goed geluisterd?’
‘Ja, maar…’
‘Niets staat vast, zelfs niet als je teruggaat in de tijd. Dat begrijp je nu nog niet, maar…’
Ze aarzelde, niet wetende of ik wel slim genoeg was om te begrijpen wat ze zei. Of flink genoeg om ermee om te kunnen gaan.
‘Ga door,’ zei ik.
‘Zelfs dit moment, jij en ik… dit heeft al eens plaatsgevonden. Je bent echter niet in het verleden zoals jij je herinnert hoe een verleden aanvoelde. Tijd bestaat niet meer. Toch ben je aanwezig in het hier en nu en is je beeld van de toekomst nog vertroebeld. Daarom zul je heel veel nieuwe ervaringen opdoen en moet je zorgvuldig over de consequenties nadenken.’
Het begon me te duizelen. ‘Oké,’ zei ik. ‘Wat is de derde regel?’
Nan wees op de vloeistof die uit mijn rug sijpelde. Mijn vleugels, zeg maar.
‘De derde regel is dat je een soort dagboek bijhoudt en alles vastlegt.’
‘Wil je dat ik alles opschrijf wat er gebeurt?’
‘Nee, zo ingewikkeld is het niet. Als je je aan de eerste twee regels houdt, gaat de derde vanzelf. Je vleugels knappen het voor je op.’
Ik durfde niet te vragen wat de vierde regel was.
‘En dan de laatste,’ zei ze glimlachend. ‘Hou van Margot. Hou van Margot.’
Ze kuste haar vingertoppen en drukte ze tegen mijn voorhoofd, waarop ze haar ogen sloot en een gebed prevelde in wat volgens mij Hindi was. Ik schuifelde opgelaten heen en weer en boog mijn hoofd tot ze eindelijk klaar was. Toen ze haar ogen opsloeg, waren haar donkere pupillen veranderd in helderwit licht.
‘Ik kom je regelmatig opzoeken,’ zei ze. ‘Vergeet niet dat je een engel bent. Je hebt niets te vrezen.’
Het witte licht in haar ogen verspreidde zich over haar gezicht, haar mond en verder omlaag naar haar hals en haar armen, totdat ze in een explosie van licht verdween.
Ik keek om me heen. Ik hoorde iemand kreunen aan het einde van de gang rechts van mij. Huurappartementen. Kale bakstenen binnenmuren, hier en daar beklad met graffiti. De smalle voordeur naar de straat stond open en ik zag een batterij intercoms, bedekt met een plakkerig laagje Guinness. Er lag een dronken man met opgetrokken knieën in de portiek.
Ik bleef even staan om de omgeving in me op te nemen. Mijn eerste impuls: de straat op lopen en zo snel mogelijk wegwezen hier. Ik werd echter overvallen door de onweerstaanbare drang om dat geluid te volgen, het gekreun aan het einde van de gang. Als ik zeg ‘drang’, bedoel ik geen nieuwsgierigheid of het gevoel dat er iets niet klopt… Ik bedoel iets wat het midden houdt tussen de intuïtie van een moeder die bij haar dreumes gaat kijken als hij te lang stil is en nog net op tijd kan voorkomen dat hij de kat in de droger stopt, en dat gevoel diep in je onderbuik als je weet dat je de deur uit bent gegaan zonder af te sluiten, dat je op het punt staat om ontslagen te worden of dat je zwanger bent.