Dagboek van een beschermengel(2)
Ken je dat gevoel?
En dus stapte ik de gang in, liep de dronken kerel voorbij en ging de drie treetjes op naar een overloop. Weer een gang door, vijf deuren, twee aan weerszijden en één aan het eind. Allemaal zwart geschilderd. Het geluid, een zwaar, dierlijk gekreun, werd sterker. Ik deed nog een stap. Een gedempte kreet. Een naam. Het gejammer van een vrouw. Ik liep naar de deur en wachtte even.
Voor ik het wist stond ik binnen. Een woonkamer. Nergens licht, middernacht en donker. Ik zag vaag de contouren van een bank en de afgeronde hoeken van een aftands televisietoestel. Er stond een raam open, het gordijn wapperde tegen de vensterbank en het tafeltje dat ervoor stond, alsof het twijfelde of het liever buiten of binnen wilde zijn. Een aanhoudende, gekwelde gil. Hoezo hoort niemand dit, vroeg ik me af. Waarom staan de buren hier niet om zonodig de deur in te trappen? Toen begreep ik het. We waren in Oost-Belfast tijdens het marsseizoen. Iedereen was buiten aan het feesten op de maat van The Sash.
Op straat was een relletje ontstaan. Gillende politiesirenes. Glasgerinkel van kapot gegooide flessen. Geschreeuw, hollende voetstappen over het wegdek. Ik zocht op de tast mijn weg door de woonkamer, in de richting van de kreunende vrouw.
Een slaapkamer, verlicht door een flikkerende lamp op het nachtkastje. Afgebladderd paars behang, vocht- en schimmelplekken als roetvlokken tegen de achterwand. Een rommelig bed. Een jonge, blonde vrouw in een lang, blauw T-shirt, alleen, op haar knieën voor het bed en snakkend naar adem. Haar armen graatmager en bont en blauw, alsof ze gevochten heeft. Plotseling rechtte ze haar rug, haar ogen dichtgeknepen, haar gezicht naar het plafond geheven, met haar kaken stijf op elkaar geklemd. Hoogzwanger. Rond haar enkels en knieën lag een plas roodgekleurd vocht.
Dit meen je niet, dacht ik. Wat is hier de bedoeling van? Moet ik het kind halen? Alarm slaan? Ik ben dood. Ik kan niets doen, alleen toekijken hoe dit arme kind met haar vuisten het bed bewerkt.
Ze kreeg een moment respijt tussen de weeën door. Ze zakte naar voren en leunde met haar voorhoofd tegen het bed, met halfgeloken, weggedraaide ogen. Ik knielde naast haar neer en legde behoedzaam mijn hand op haar schouder. Geen reactie. Ze begon weer te puffen, de volgende wee zwol aan, tot ze haar rug kromde en het een volle minuut lang uitschreeuwde, waarna haar geschreeuw langzaamaan overging in opluchting en ze weer begon te puffen.
Toen ik mijn hand op haar onderarm legde, voelde de huid ruw aan. Ik keek beter. Rondom haar elleboog zaten tien paarse kringen, zo groot als stuivers. Sporen van injectienaalden. De volgende wee diende zich aan. Ze kwam hoger op haar knieën zitten en hijgde zwaar. Het T-shirt kroop omhoog tot boven haar heupen. Meer sporen van injectienaalden op haar magere, bleke dijen. Ik wierp een vluchtige blik door de kamer. Theelepeltjes en schoteltjes op het dressoir. Twee injectiespuiten onder het bed. Ze was een aan thee verslaafde diabeet of een heroïnejunkie.
De plas vocht rond haar knieën werd steeds groter. Ze knipperde aanhoudend met haar oogleden en het gekreun werd zachter in plaats van luider. Ik besefte dat ze op het punt stond het bewustzijn te verliezen. Haar hoofd zakte naar één kant, haar kleine, vochtige mond hing open. ‘Hé!’ riep ik hard. Geen reactie. ‘Hé!’ Niets.
Ik stond op en begon door de kamer te drentelen. Zo nu en dan schoot het lichaam van het meisje met een schok naar voren of naar opzij. Ze hing daar maar wat op haar knieën, met haar bleke gezicht naar mij toe gewend, haar dunne armen slap langs haar zij met haar polsen op het smerige kleed vol vlooien. Ik heb ooit een vriend gehad die zichzelf had uitgeroepen tot junkie-reanimist en daar goud geld mee verdiende. Hij kon er urenlang over vertellen en deed bij mij op de bank uitgebreid verslag van alle beroemdheden die hij bij de dood had weggehaald door met de lange arm van zijn adrenalinespuit naar de hel te reiken en hen van de schoot van Satan weg te rukken. Jammer genoeg kon ik me niet herinneren wát hij dan precies deed. Ik betwijfel of mijn vriend ooit junkies heeft gered tijdens een bevalling. En al helemaal niet toen hij al dood was.
Plotseling gleed het meisje zijdelings langs het bed, met haar handen bij elkaar alsof ze geboeid waren. Het bloed sijpelde uit haar onderlijf. Ik boog me over haar heen en trok haar knieën uit elkaar. Tussen haar benen zag ik onmiskenbaar een schedeltje met donker haar. Voor het eerst voelde ik het water langs mijn rug stromen, koud en gevoelig als twee extra ledematen, alert op alles wat er in die kamer gebeurde, de geur van zweet, as en bloed, het tastbare verdriet, het steeds zwakker wordende geluid van de hartenklop van het meisje en de snelle hartslag van het kind…
Ik trok haar benen stevig naar me toe en plantte haar voeten op de vloer. Ik pakte een kussen, rukte het schoonste laken van het bed en legde het onder haar benen. Ik hurkte tussen haar dijen, legde mijn handen onder haar billen en zette mijn verstand op nul. Op elk ander moment zou ik zo hard mogelijk zijn weggerend van een scène als deze. Mijn ademhaling ging gejaagd, ik was duizelig en toch ongelooflijk geconcentreerd, op een wonderlijke manier vastbesloten om dit leventje te redden.