Blauwe maan(5)
Ik ben zo opgelucht dat het gesprek voorbij is en ik er redelijk gemakkelijk van af ben gekomen, dat haar volgende vraag me overvalt. ‘Aangezien je zoveel geeft om deze jongeman, denk ik dat het goed is om hem eens te ontmoeten. Laten we een dag prikken waarop we met z’n allen uit eten kunnen gaan. Wat dacht je van dit weekend?’
Dit weekend?
Ik slik zenuwachtig en kijk haar aan. Ik weet wat ze hiermee wil bereiken: twee vliegen in één klap. Het is de perfecte kans om te zien hoe ik een hele maaltijd naar binnen werk, terwijl zij de tijd heeft Damen uit te horen.
‘Dat klinkt geweldig, echt, maar de uitvoering van Miles’ toneelstuk is op vrijdagavond.’ Ik doe mijn best om zelfverzekerd te klinken. ‘Als het goed is, hebben ze daarna nog een afterparty en dat kan best laat worden, dus…’
Ze knikt terwijl ze haar ogen op de mijne gericht houdt. Ze kijkt met een griezelige, alleswetende blik, waardoor het zweet me uitbreekt.
‘Dus dat komt niet echt uit,’ maak ik de zin af. Ik weet dat ik er vroeg of laat aan moet geloven, maar ik hoop dat het zo laat mogelijk is. Ik houd van Sabine en ik houd van Damen, maar ik weet niet of ik ervan houd om hen samen te zien, vooral niet als ze eenmaal aan het kruisverhoor begint.
Ze kijkt me aan, knikt en draait zich om. Net als ik mijn adem uit wil blazen, kijkt ze over haar schouder. ‘Vrijdag wordt dus niets, maar dan hebben we altijd zaterdag nog. Zeg maar tegen Damen dat hij rond een uurtje of acht hier moet zijn.’
Drie
Ook al verslaap ik me, het lukt me toch om op tijd de deur uit te gaan en bij Miles aan te komen op het afgesproken tijdstip. Dat moet te maken hebben met het feit dat ik veel sneller klaar ben ’s ochtends nu Riley er niet meer is om me af te leiden. Ik ergerde me vaak dat ze op mijn toilettafel ging zitten in een van haar suffe Halloween-kostuums terwijl ze me uithoorde over mijn vriendjes en me uitlachte om mijn kleding. Maar ik heb haar niet meer gezien sinds ik haar heb overgehaald verder te gaan, om die brug over te steken naar het hiernamaals, waar onze ouders en Buttercup haar opwachtten.
Dat betekent dus ook dat ze gelijk had. Ik kan alleen de geesten zien van overledenen die op aarde zijn gebleven, niet van degenen die verder zijn gegaan naar het rijk van de doden.
Zoals altijd wanneer ik aan Riley denk, voel ik een brok in mijn keel en mijn ogen beginnen te prikken. Ik vraag me af of ik er ooit aan zal wennen dat ze weg is. Echt weg, bedoel ik, voor altijd en eeuwig weg. Al zou ik zo langzamerhand wel moeten weten dat je iemand na een verlies altijd zult blijven missen. Je leert alleen maar te leven met het grote, gapende gat van hun afwezigheid.
Ik veeg mijn tranen weg en rijd Miles’ oprit op. Ik herinner me Rileys belofte dat ze me een teken zal sturen waardoor ik weet dat alles goed is met haar. Daarom doe ik ook mijn best om op te letten en alert te blijven, altijd op zoek naar een aanwijzing, een hint dat ze bij me is. Tot nu toe heb ik nog niets gezien of gemerkt.
Miles komt naar buiten en net als ik ‘hallo’ wil zeggen, houdt hij zijn hand omhoog en hij onderbreekt me. ‘Niks zeggen. Kijk gewoon naar mijn gezicht en vertel me wat je ziet. Wat is het eerste dat je opvalt? Niet liegen!’
‘Je mooie, bruine ogen,’ antwoord ik, ook al hoor ik de gedachten in zijn hoofd. Niet voor het eerst wens ik dat ik mijn vrienden een keer kan leren hoe ze hun gedachten moeten afschermen en zo hun privézaken voor zichzelf houden. Maar ja, dat betekent ook dat ik opbiecht dat ik gedachten kan lezen, aura’s kan zien en meer helderziendengeheimen heb. Dus dat is geen optie.
Miles schudt zijn hoofd en stapt in. Met een ruk trekt hij de zonneklep omlaag en hij bekijkt zijn kin in het spiegeltje. ‘Leugenaar. Kijk dan, je ziet hem zo zitten! Een glanzende, rode bult waar je niet omheen kunt. Dus doe nou niet alsof je dat niet merkt.’
Ik kijk hem kort aan terwijl ik achteruit de oprit af rijd. Ik zie de puist die het waagt om uit zijn kin te groeien, maar het is zijn felroze nagellak die mijn aandacht trekt. ‘Mooi kleurtje,’ lach ik.
‘Het is voor het toneelstuk.’ Hij grijnst, maar staart nog steeds in de spiegel naar de pukkel. ‘Dit is toch niet te geloven. Het verliep allemaal zo perfect en nu stort alles in. De repetities gingen geweldig, ik ken al mijn tekst en ook die van alle andere rollen… Ik dacht dat ik er helemaal klaar voor was, en nou dit!’ Hij wijst met zijn vinger naar zijn gezicht.
‘Het zijn de zenuwen,’ antwoord ik met een zijlingse blik terwijl het licht op groen springt.
‘Precies!’ Hij knikt. ‘Dat bewijst dus dat ik een amateur ben. Want echte acteurs, professionals, zijn niet zenuwachtig. Die kruipen in hun rol, zoeken hun creatieve kant en… dan gaan ze ervoor. Misschien ben ik hier wel helemaal niet geschikt voor.’ Hij kijkt me aan met een angstige uitdrukking op zijn bezorgde gezicht. ‘Misschien is het niet meer dan stom toeval dat ik de hoofdrol heb gekregen.’