Blauwe maan(7)
‘We praten niet meer met ze,’ deelt Miles haar mee terwijl hij een boze blik over zijn schouder werpt. ‘We doen niet meer met ze mee tot ze ophouden zo klef en verliefd te doen. Of tot deze puist is verdwenen. We zien wel wat er eerder lukt.’ Hij knikt instemmend en meent het nog half ook.
Haven lacht en huppelt vrolijk naast hem terwijl Damen en ik naar het lokaal voor de les Engels lopen. We komen vlak langs Stacia Miller, die zoetjes naar Damen lacht en ondertussen mij wil laten struikelen.
Net als ze haar kleine tas in het gangpad wil leggen in de hoop mij met een smak tegen de grond te laten gaan, zie ik hoe de tas omhoogzweeft en met een harde dreun tegen haar knie slaat. De pijn daarvan voel ik helaas ook, maar ik heb er desondanks geen spijt van.
‘Au!’ jammert ze en ze wrijft over haar knie terwijl ze me woest aanstaart. Niet dat ze ook maar enig bewijs heeft dat ik daarvoor verantwoordelijk ben.
Ik negeer haar en ga op mijn plek zitten. Het lukt me steeds beter om niet te reageren. Sinds ze ervoor gezorgd heeft dat ik ben geschorst omdat ik alcohol dronk op school, doe ik mijn best uit haar buurt te blijven. Maar zo af en toe – heel af en toe – kan ik er ook niets aan doen.
‘Dat had je niet moeten doen,’ fluistert Damen. Hij probeert streng te kijken terwijl hij naar me toe leunt.
‘O, kom op, zeg. Jij wilt toch zo graag dat ik oefen met dingen laten verschijnen?’ Ik houd een hand omhoog. ‘Het ziet ernaar uit dat al die lessen eindelijk vruchten afwerpen.’
Hij kijkt me aan en schudt zachtjes zijn hoofd. ‘Zie je nou wel? Het is nog erger dan ik al vreesde. Wat je nu net deed, als je dat wilt weten, was geen manifestatie. Dat was psychokinese. Zie je nou hoeveel je nog moet leren?’
‘Psycho-watte?’ Ik kijk hem scheef aan. De tas laten zweven was enorm leuk, maar die term zegt me helemaal niets.
Hij pakt mijn hand vast. Rond zijn mondhoeken speelt een ondeugende glimlach. ‘Ik zat zo te denken…’
Ondertussen werp ik een blik op de klok. Het is vijf minuten over negen en ik weet dat meneer Robins de lerarenkamer nu pas verlaat.
‘Over vrijdagavond. Wat zeg je ervan als we dan iets… speciaals gaan doen?’ Hij grijnst.
‘Zoiets als Zomerland?’ Ik kijk hem aan en mijn ogen worden groot. Ik voel hoe mijn hart sneller gaat kloppen. Ik wil zo graag terug naar die magische, mystieke plek. Die dimensie tussen dimensies, waar ik oceanen en olifanten kan laten verschijnen en waar ik voorwerpen kan laten bewegen die nog veel groter zijn dan de Prada-tas van daarnet. Maar ik kan er niet naartoe zonder Damen.
Hij lacht en ontkent. ‘Nee, niet Zomerland. Al beloof ik je dat we daar ook weer een keertje naartoe gaan. Maar ik dacht meer aan iets als het Montage-hotel. Of heb je liever het Ritz?’ Hij trekt een wenkbrauw omhoog.
‘Maar Miles heeft vrijdag zijn eerste voorstelling en ik heb beloofd dat we komen!’ Zodra ik dat zeg, besef ik dat ik Miles’ debuut in Hairspray maar al te graag over het hoofd zag toen ik dacht dat we naar Zomerland gingen. Nu Damen een kamer wil boeken in een van de chicste hotels in de buurt, werkt mijn geheugen wel weer opeens feilloos.
‘Goed dan. En als we nu eens na de uitvoering vertrekken?’ stelt hij voor. Hij kijkt me aan en ziet dat ik aarzel en mijn lippen op elkaar pers terwijl ik zoek naar een beleefde manier om nee te zeggen. ‘Of niet,’ gaat hij dan vlug verder. ‘Het was maar een idee.’
Ik staar hem aan en weet dat ik ja moet zeggen. Ik wil ook graag ja zeggen. Zelfs het stemmetje in mijn hoofd roept het: Zeg ja! Zeg ja! Je hebt jezelf beloofd dat je de toekomst zou omarmen zonder achterom te kijken. Dit is je kans! Gewoon doen! Zeg ja!
Ik weet dat het tijd is om de volgende stap te zetten, om verder te gaan in de relatie. Ik houd van Damen met hart en ziel en ben vastbesloten vrede te hebben met zijn verleden en alleen maar vooruit te kijken. Maar als ik mijn mond opendoe, komt er toch iets heel anders uit.
‘We zien wel,’ zeg ik, terwijl ik mijn ogen afwend en naar de deur kijk. Precies op dat moment komt meneer Robins het lokaal in.
Vier
Als eindelijk de bel gaat aan het einde van het vierde lesuur, sta ik op en loop naar meneer Munoz toe.
‘Weet je zeker dat je klaar bent?’ vraagt hij, opkijkend van een stapel papieren. ‘Als je nog eventjes nodig hebt, dan is dat geen punt, hoor.’
Ik werp nog een blik op mijn formulier met antwoorden, maar schud dan mijn hoofd. Ik vraag me af wat hij zou doen als hij er ooit achter zou komen dat ik alles al had beantwoord binnen 45 seconden nadat hij de vragen had uitgedeeld. De rest van het lesuur heb ik alleen maar gedaan alsof ik me inspande.
‘Nee, dat zit wel goed,’ zeg ik dan, wetend dat het de waarheid is. Een van de voordelen van mijn helderziendheid is dat ik niet meer hoef te blokken voor een repetitie. In plaats daarvan weet ik gewoon alle antwoorden. Het is af en toe verleidelijk om met die gave te pronken en overal tienen voor te halen, repetitie na repetitie, schoolonderzoek na schoolonderzoek. Meestal doe ik dan ook mijn best om bij een paar vragen foute antwoorden in te vullen. Het is tenslotte belangrijk dat ik het niet overdrijf. Het moet wel geloofwaardig blijven.