Blauwe maan(10)
Hij knikt en laat zijn blik over me heen glijden zonder ook maar een vierkante centimeter over te slaan. ‘Dat is goed te weten,’ zegt hij met een grijns. ‘Ik krijg van Munoz het weekend om mijn achterstand in te halen. Misschien wil jij me dan wel bijles geven.’
In mijn ooghoek zie ik Havens ogen donkerder worden terwijl haar aura de vieze, groene kleur van jaloezie aanneemt. Ik zie dat Miles gestopt is met pukkelstaren en nu bezig is te sms’en naar Holt. Dan kijk ik naar Damen, die zich niet bewust lijkt van de mensen om zich heen en voor zich uit staart naar iets wat ik niet kan zien. Ik weet dat het belachelijk is en dat iedereen deze jongen erg aardig schijnt te vinden en ik alleen al daarom mijn best moet doen hem te helpen. Maar ik trek mijn schouders op en zeg: ‘Zo erg is het vast niet. Je hebt mij helemaal niet nodig.’
Het getintel van mijn huid en de knoop in mijn maag zijn moeilijk te negeren als hij me weer strak aankijkt. Door zijn grijns heen zie ik stralend witte tanden. ‘Ik vind het lief van je dat je me het voordeel van de twijfel gunt, Ever. Al weet ik niet of dat verstandig is.’
Vijf
‘Wat heb jij tegen die nieuwe jongen?’ vraagt Haven als ze blijft wachten tot iedereen om ons heen is opgestaan en naar de volgende les loopt.
‘Helemaal niets.’ Ik schud haar hand van mijn arm en loop met flinke passen door, ook al voel ik Havens energie door me heen glijden. Voor ons zie ik Roman, Miles en Damen lopen en lachen alsof ze elkaar al jaren kennen.
‘Kom op, zeg.’ Ze rolt met haar ogen. ‘Het ligt er vrij dik bovenop dat je hem niet mag.’
‘Wat een onzin,’ zeg ik met mijn blik nog steeds op Damen gericht. Mijn superaantrekkelijke en fantastische vriendje/zielsverwant/eeuwige liefde/kameraad (ik moet toch echt een keertje de juiste term kiezen) heeft sinds die ochtend tijdens Engels nauwelijks een woord tegen me gezegd. Ik hoop maar dat het niets te maken heeft met wat ik vermoed… Namelijk mijn gedrag van gisteren en het feit dat ik niets wilde beloven voor dit weekend.
‘Ik meen het.’ Ze kijkt me strak aan. ‘Het is net… Het is net alsof je iets hebt tegen nieuwe mensen of zo.’ De woorden in haar gedachten zijn lang niet zo vriendelijk als wat ze uiteindelijk hardop zegt.
Ik bijt op mijn lip en staar voor me uit terwijl ik mijn best doe niet ongeduldig mijn blik ten hemel te slaan.
Haven staart me aan met een hand op haar heup. Onder de felrode pluk haren van haar pony vandaan kijkt ze naar me met haar dik opgemaakte ogen. ‘Als ik het me goed herinner – en we weten allebei dat dat zo is – had je ook een hekel aan Damen toen hij voor het eerst op school opdook.’
‘Ik had geen hékel aan Damen,’ zeg ik rollend met mijn ogen, ook al heb ik me net nog voorgenomen dat vooral niet te doen. Ik had geen hekel aan hem, ik deed alleen maar alsof dat zo was, verbeter ik haar in gedachten. De waarheid is dat ik al die tijd al van hem hield. Nou ja, behalve die korte tijd dat ik wel even echt een hekel aan hem had. Maar toch, zelfs op dat moment hield ik van hem. Ook al wilde ik dat absoluut niet toegeven…
‘Nou, sorry, maar daar ben ik het niet mee eens,’ gaat ze verder. Haar zorgvuldig in de war gemodelleerde zwarte haar valt in haar gezicht. ‘Weet je nog dat je hem niet eens had uitgenodigd voor je Halloween-feest?’
Ik zucht. Ik heb geen zin in deze discussie. Ik wil gewoon naar mijn volgende les zodat ik kan doen alsof ik oplet terwijl ik ondertussen in gedachten berichtjes stuur naar Damen.
‘Ja, en mocht je het vergeten zijn, dat is ook de avond dat we voor het eerst gezoend hebben,’ zeg ik uiteindelijk. Zodra het eruit is, heb ik er spijt van. Haven was degene die ons aantrof, zoenend bij het zwembad. Wat kwetsend genoeg was voor haar, gezien het feit dat zij hem al veel eerder leuk vond.
Maar ze gaat er niet op in. Ze wil liever haar punt duidelijk maken dan terugdenken aan dat ongemakkelijke moment. ‘Ik denk dat je gewoon jaloers bent omdat Damen een nieuwe vriend heeft. Je weet wel, omdat hij dan niet meer alleen maar met jou omgaat.’
‘Dat is idioot,’ zeg ik veel te snel om nog geloofwaardig te klinken. ‘Damen heeft genoeg vrienden,’ voeg ik er vlug aan toe, ook al weten we allebei dat dat niet waar is.
Ze kijkt me aan met getuite lippen en vertrekt geen spier.
Ik zit er nu zo ver in dat ik toch niet meer terug kan. ‘Hij heeft jou en Miles en…’ En mij, denk ik, maar dat wil ik niet hardop zeggen omdat het een treurig kort lijstje is. En dat is precies wat ze bedoelt. Om eerlijk te zijn gaat Damen niet eens om met Haven of Miles als ik er niet bij ben. Hij is bij mij zodra hij maar kan. Als hij even niet in de buurt is, stuurt hij me een constante stroom gedachten en beelden om het goed te maken dat hij er niet is. We zijn altijd met elkaar verbonden. Ik moet bekennen dat ik dat wel prettig vind, want alleen bij Damen kan ik helemaal mezelf zijn, met mijn helderziendheid en het kunnen zien van aura’s en geesten van overledenen. Damen is de enige bij wie ik me niet anders hoef voor te doen dan ik ben.