Reading Online Novel

Blauwe maan(8)



Althans, dat beweert Damen. Hij herinnert me er altijd aan dat het noodzakelijk is niet op te vallen en in elk geval te doen alsof we normaal zijn, ook al is het tegenovergestelde waar. De eerste keer dat hij me dat vertelde, kon ik niet anders dan hem helpen herinneren aan de ongelooflijke hoeveelheid tulpen die hij – zelfs midden in de herfst – liet verschijnen toen hij me leerde kennen. Zijn antwoord was dat hij zich bepaalde dingen kon permitteren in zijn poging mij voor zich te winnen. Vooral omdat het langer duurde dan verwacht, aangezien ik te lui was de betekenis van de bloemen op te zoeken – namelijk: eeuwige liefde – tot het bijna te laat was.

Ik overhandig mijn vel papier aan meneer Munoz en huiver als mijn vingertoppen de zijne raken. Dat wil zeggen, ze raken elkaar nauwelijks, maar het is genoeg om me meer te laten ‘zien’ dan ik ooit had willen weten. Zo krijg ik in één klap een helder beeld van zijn hele ochtend. Ik zie zijn ongelooflijk rommelige appartement en de keukentafel vol doosjes van afhaalmaaltijden en daarnaast de diverse versies van het manuscript waar hij de afgelopen zeven jaar al aan bezig is. Daarna zie ik hem uit volle borst ‘Born to Run’ zingen terwijl hij een schoon shirt probeert te vinden voor hij zich naar Starbucks haast. Daar botst hij tegen een tengere blondine aan die haar grote chai-ijsthee met melk op zijn schone shirt morst. De koude, natte, irritante vlek die daardoor verschijnt is hij vlug vergeten nadat zij hem haar mooiste glimlach heeft geschonken. Het is een stralende glimlach die hij maar niet uit zijn hoofd krijgt. Het is een stralende glimlach die… afkomstig is van mijn tante!

‘Wil je blijven wachten op je cijfer?’

Ik knik, bijna hyperventilerend, terwijl ik me concentreer op de beweging van zijn rode pen. Ik speel de scène die ik zojuist zag nog een paar keer af in gedachten. Maar elke keer kom ik tot dezelfde, schrikbarende conclusie: mijn geschiedenisleraar is helemaal weg van Sabine!

Dat kan ik niet laten gebeuren. Ze mag nooit meer teruggaan naar die tent. Ik bedoel, ze mogen dan allebei intelligent, knap en vrijgezel zijn, maar dat betekent niet dat ze met elkaar hoeven daten.

Ik sta als aan de grond genageld. Ademhalen kost moeite en ik doe mijn best zijn gedachten te negeren door me nog heviger op het puntje van de rode pen te concentreren. Ik zie de kleine stipjes die de punt achterlaat op het papier en de vinkjes die de pen maakt bij de antwoorden zeventien en vijfentwintig – precies zoals gepland.

‘Slechts twee fout. Goed gedaan!’ Hij glimlacht en laat zijn vingers over de vlek op zijn shirt glijden terwijl hij zich stilletjes afvraagt of hij die vrouw nog een keer zal zien. ‘Wil je de juiste antwoorden nog bekijken?’

Nee, niet echt, denk ik. Ik maak liever dat ik wegkom, en niet alleen zodat ik naar buiten kan, naar de lunchplek waar Damen op me wacht, maar ook omdat ik niet wil zien wat zijn fantasie nog meer weet te maken van de ontmoeting met mijn tante.

Tegelijkertijd weet ik dat het beter is om in elk geval geïnteresseerd te lijken. Dus haal ik diep adem, glimlach en knik alsof ik dat graag controleer. Als hij me de lijst met antwoorden geeft, doe ik net alsof het me boeit. ‘O, kijk nou, ik had het verkeerde jaartal.’ En: ‘Natuurlijk! Dat ik dat niet meer wist. Duh!’

Hij knikt alleen maar, want zijn gedachten zijn weer terug bij de blondine van die ochtend. Je weet wel: de enige vrouw op de hele wereld met wie hij absoluut niet mag uitgaan! Maar hij vraagt zich slechts af of ze er morgen weer zal zijn, op dezelfde plek, op hetzelfde tijdstip.

Het idee van een leraar met lustgevoelens maakt me al misselijk, maar het idee van deze specifieke docent en zijn fantasie over iemand die als een moeder voor me is… Nee, dat kan echt niet.

Plotseling herinner ik me een visioen van enkele maanden geleden, waarin ik zag hoe Sabine op een date zou gaan met een knappe man uit het gebouw waarin zij allebei werken. Aangezien Munoz hier werkt en Sabine daar, denk ik dat er weinig kans is dat mijn twee werelden op die manier met elkaar in botsing komen. Maar voor het geval ik me vergis, zeg ik toch nog even: ‘Eh… het was toeval.’

Hij kijkt op met gefronste wenkbrauwen en probeert te begrijpen waar ik het over heb.

Ik weet dat ik te ver ga en op het punt sta iets te zeggen dat zo abnormaal is als je maar kunt bedenken. Toch heb ik naar mijn idee weinig keus. Ik kan mijn geschiedenisleraar toch niet laten daten met mijn tante? Echt niet. Geen denken aan. Dat gaan we niet doen.

Dus maak ik een gebaar naar de vlek op zijn shirt en ga verder: ‘Zij, u weet wel, de dame met de grote chai-ijsthee met melk.’ Ik knik als ik zie hoe hij me verschrikt aankijkt. ‘Ik denk niet dat u haar nog terugziet. Zo vaak komt ze daar niet.’

Voor ik nog meer kan zeggen dat niet alleen zijn fantasie aan diggelen slaat, maar ook bevestigt wat voor freak ik eigenlijk ben, hang ik mijn tas over mijn schouder en haast me naar de deur. Terwijl ik naar de lunchtafel loop, waar Damen op me zit te wachten, schud ik het laatste restje van meneer Munoz’ energieveld van me af. Ik kan niet wachten tot ik weer bij Damen ben, na drie lange uren zonder hem te zijn geweest.