Reading Online Novel

Winterberg(83)



‘Wat?’ zei de eerste geïrriteerd.

‘Wat dachten jullie van sorry?’

‘Met de kennis van nu hadden we misschien wat anders te werk moeten gaan.’

‘Misschien? Wat anders te werk moeten gaan?’ Daan ontplofte bijna. ‘Jullie hebben de afgelopen dagen een serieuze poging gedaan om mijn leven volledig te verwoesten op basis van valse aantijgingen en een fatsoenlijk excuus zit er niet in? Ik klaag jullie aan en eis een schadevergoeding.’

‘We hebben alleen ons werk gedaan.’

‘Nee, dat hebben jullie niet, want dan hadden jullie wel beter naar me geluisterd en beter onderzoek uitgevoerd. Jullie hebben prutswerk geleverd en zijn lui achterover gaan hangen. Jullie vonden het allemaal wel best. Losers!’ Daan moest zich bedwingen om Böhmer en Dieckmann niet aan te vliegen. Hij had zijn vuisten al gebald.

‘Ik zou het niet doen, jochie, want ik zet je zo weer vast voor geweldpleging tegen een agent.’

De Greef kwam aanlopen, verontrust door het geschreeuw. Hij liep meteen op Daan af en ging tussen hem en de agenten staan voordat het uit de hand liep.

‘Daan, rustig maar. Het is voorbij. Ze kunnen je niks meer maken.’ Daan keek hem verwilderd aan.

‘Je moet nu meekomen. Sophie is in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht. Ik leg het je onderweg daarnaartoe wel uit. We moeten nu gaan in de hoop dat we nog op tijd zijn.’

‘Sophie, wat is er met Sophie?’

‘Ze is vergiftigd en het ziet er niet best uit. De laatste berichten waren zeer zorgwekkend.’

Sophie vergiftigd? Hij verstond het vast niet goed.

‘Begrijp je wat ik zeg, Daan, we moeten nu naar het ziekenhuis anders zijn we misschien te laat.’

‘Maar Sophie is zwanger,’ was het enige wat hij uit kon brengen.

‘Zwanger? Hoe kom je daar nou bij?’

‘En ze wil van me scheiden. Althans dat is wat die eikels me verteld hebben.’

‘Klinkklare onzin.’ De Greef wierp de agenten een vernietigende blik toe. ‘U hoort nog van mij.’

Hij greep Daan bij zijn arm en voerde hem mee voordat het nog verder uit de hand liep en ze nog meer kostbare tijd zouden verliezen.

Bij de balie kreeg Daan de spullen terug die hij had moeten inleveren toen hij de cel in ging. Hij zette een gehaaste krabbel en griste de gesealde zak met zijn eigendommen van de desk. Zijn veters zou hij onderweg wel in zijn schoenen stoppen en zonder riem hield hij het nog wel een dagje uit. Hij rende achter De Greef aan naar buiten. Zijn gedachten werden volledig opgeslokt door de zorgen om Sophie. Hij zou haar toch niet kwijt gaan raken? Hij kon echt niet zonder haar leven. De Greef ontgrendelde een glimmende zwarte auto die pontificaal voor het politiebureau was geparkeerd. Vlug stapten ze in en scheurden met piepende banden weg.





54

De Greef reed de auto tot aan de ingang van het ziekenhuis. Het bijpraten hadden ze op Daans verzoek achterwege gelaten. ‘Ik word gek van ongerustheid dus er dringt nu toch niets tot me door. Ik wil eerst Sophie zien.’ De Greef had begripvol gereageerd en zich volledig geconcentreerd op zo snel mogelijk naar het ziekenhuis komen.

‘Ga jij maar vast naar binnen, ik kom er meteen aan als ik de auto heb geparkeerd,’ adviseerde hij Daan. ‘Derde verdieping, Intensive Care,’ ving Daan nog net op voordat hij het ziekenhuis binnenstormde.

De liften waren meteen zichtbaar vanaf de ingang dus hij hoefde niet te zoeken. Hij trok een extra sprintje toen hij zag dat er net een openging. Hij wrong zich tussen de uitstappende mensen door naar binnen. Het kwam hem op wat gevloek en gescheld te staan. Zodra hij in de lift stond, drukte hij op 3. Er kwam nog een bejaarde dame aanstrompelen die aangaf ook nog met de lift mee te willen. Daan duwde onverbiddelijk op de deuren-sluitenknop. Hij had geen tijd voor dat getreuzel, vandaag niet.

De lift zette zich in beweging en zoefde door naar de derde verdieping. De deuren gingen tergend langzaam open en hij kon het niet opbrengen om te wachten tot ze volledig open waren. Vluchtig scande hij de afdeling tot hij de Intensive Care had gevonden. Even aarzelde hij. Kon hij zomaar naar binnen lopen? Ja, natuurlijk kon hij dat. Maar een vriendelijke doch strenge verpleegkundige hield hem tegen.

‘Ik kom voor mijn vrouw, Sophie Smit,’ was het enige wat Daan uit kon brengen. De verpleegkundige ging hem voor en met een brok in zijn keel liep hij de kamer in waar Sophie lag. Hij deinsde terug van alle apparatuur en de kakofonie aan piepjes die op hem afkwamen. Daartussen lag zijn vrouw. Lijkbleek, en wat leek ze klein. De helft van haar gezicht was bont en blauw en had een verwrongen uitdrukking. Hij rende op haar af, pakte haar koude hand en liet zich snikkend tegen het bed aan vallen. ‘Sophie, lieverd, ik ben het. Ze hebben me vrijgelaten. Alles komt goed, laat me niet in de steek.’