Winterberg(81)
51
Thomas rende door de gangen. De woorden van Sophie hadden hem uit zijn evenwicht gebracht. Hij ging er voor negenennegentig procent van uit dat ze loog, maar met die ene procent onzekerheid kon hij niet leven. Hij moest weten hoe het zat voordat hij door kon gaan met zijn leven en met Mara. Hij kon het niet aan als zij net als al die anderen ook tegen hem gelogen had. Was er een laatje onder de receptiebalie? Mara had hem er nooit iets over verteld.
Hij rende doelgericht door. Deed niet zachtjes of voorzichtig. Waarom zou hij? Er was niemand meer over die hem kon horen. Hij hoefde niet meer op zijn hoede te zijn.
Het was pikkedonker in de gangen, maar hij had geen licht nodig. Hij kende dit hele gebied op zijn duimpje en kon er blind zijn weg in vinden.
Boven het geluid van zijn rennende voetstappen uit hoorde hij stemmen. Was hij aan het hallucineren? Verward bleef hij stilstaan. Hij zag lichtschijnsels in de verte en de stemmen werden luider. Donkere, zware klanken die afgemeten commando’s gaven. Hij kon niet goed verstaan wat er gezegd werd. Wie was er toegetreden tot zijn domein?
De lichten kwamen dichterbij. Hij moest maken dat hij wegkwam voordat ze hem ontdekten. In paniek rende hij een ladder op. De aanraking van zijn schoenen met de sporten maakte een hels kabaal.
‘Staan blijven! Politie!’ klonk het toen hij boven aan de ladder stond en de deur naar het gangetje naast de hotelkamer al geopend had. Zonder om te kijken vluchtte hij de gang in. Hij vloog door de deur met het kijkgaatje en rende de achterliggende hotelkamer in. Hij hoorde de zware voetstappen van zijn achtervolger op de ladder. Hij kon alleen maar hopen dat de agent niet meteen doorhad dat hij via de deur in het gangetje de hotelkamer in was gevlucht. De man zou in eerste instantie een leeg gangetje aantreffen en zich afvragen waar hij gebleven was. Dat moment van vertwijfeling was precies wat hij nodig had om de hotelkamer via de andere deur weer uit te vluchten.
Hij rende door naar de reguliere kamerdeur, zwaaide hem open en keek vluchtig om zich heen om te zien of de kust veilig was. Helaas. De kamer waar hij nu uit wilde wegvluchten was die van Isa en lag aan het einde van de gang. Om te kunnen ontsnappen moest hij ongezien door de hotelgang langs de overige kamers rennen en dat was onmogelijk. Ter hoogte van de kamer waar zijn vader lag, wemelde het van de politie en medisch personeel. Ze hadden het lijk dus ontdekt. Iedereen was zo druk dat ze hem nog niet hadden gezien.
Geschrokken trok hij zich weer terug in de hotelkamer. Ook daar was hij niet veilig. Hij hoorde stemmen in het gangetje en de geheime deur vloog open. De afstand tot het raam was te groot om nog via die weg te kunnen ontsnappen. Hij kon geen kant meer op. Vertwijfeld keek hij om zich heen, op zoek naar uitwegen die er niet meer waren. Hij pakte het mes dat hij bij zich droeg en klapte het uit op het moment dat een agent met getrokken pistool in de kamer verscheen.
‘Staan blijven, politie! Laat je wapen vallen en doe je handen omhoog!’
In een opwelling draaide hij zich om en rende de kamer uit. De agent kwam achter hem aan. Zijn collega’s verderop in de gang hadden hem intussen ook opgemerkt. Van twee kanten werden nu pistolen op hem gericht. Hij wilde niet geloven dat het voorbij was. In een uiterste noodgreep wierp hij zijn mes naar de agent die het dichtste bij hem stond. Hij zag nog net dat het mes bleef hangen in het bovenbeen van de agent. Thomas greep in de binnenzak van zijn jas.
Er klonk een schot. Een vlammende pijn tussen zijn schouderbladen benam hem de adem. Hij viel neer. Medisch personeel boog zich over hem heen op het moment dat hij zijn laatste gorgelende ademhaling uitblies. Hij stierf zonder te weten of Sophie de waarheid had gesproken.
52
‘Laat haar los!’ Een klikgeluid van een pistool dat op scherp werd gezet. Een stem die ‘Sophie!’ gilde. Ze registreerde het nauwelijks. Haar hart deed vreemd en een hevige druk op haar borst maakte ademen haast onmogelijk. Hortend en stotend vocht ze om wat lucht naar binnen te krijgen. Ze zakte steeds verder weg in een zwevende toestand. Ze voelde zich als een vlieger die zachtjes danste op de wind. De lichtflitsen die ze achter haar ogen zag leken op de zon. Ze kreeg het er warm van.
‘Bel de collega’s van de ambulance! Zeg dat ze die man in het hotel laten liggen, die is toch niet meer te redden. Voor haar is er misschien nog hoop!’
Sophie zweefde verder. Steeds verder weg van de hectiek om haar heen. Ze merkte niet meer dat iemand haar bevrijdde van de touwen om haar armen en benen. Ze had niet meer in de gaten dat er iemand bij haar kwam zitten en haar hoofd op schoot legde en zachtjes over haar haar streelde. Een stem die fluisterde dat alles goed zou komen. Dat het voorbij was. Het gescheld van Mara en haar worsteling om uit handen van de politie te blijven, het ging allemaal aan Sophie voorbij.