Winterberg(80)
‘Thomas!’ krijste Mara, maar zijn rennende voetstappen klonken steeds verder weg.
‘Kutwijf!’ Mara sloeg haar met gebalde vuist vol op haar neus en vervolgens op haar rechteroog. Sophie hoorde iets kraken en bloed stroomde uit haar neus. Haar oogkas deed zoveel pijn dat ze haar oog amper open kon houden. Ze schreeuwde van pijn en ellende.
‘Je zult die thee drinken! Ook zonder hulp van Thomas krijg ik het wel bij je naar binnen.’
Mara kneep Sophies neus stevig dicht en duwde de mok weer tegen haar mond. Sophie perste haar lippen stijf op elkaar maar wist dat ze dat niet lang zou volhouden. Er zou een moment komen dat ze haar mond moest openen om adem te halen. Ze realiseerde zich dat de menselijke ademreflex zo sterk was dat ze er waarschijnlijk geen weerstand tegen kon bieden en mocht ze het zover schoppen dat ze het bewustzijn verloor, dan zou haar lichaam het meteen overnemen en haar longen aan het werk zetten.
Mara kneep nog wat harder in haar gekwetste neus en haar mond ging automatisch open om een kreet van pijn uit te stoten. Mara maakte onmiddellijk gebruik van dat moment en goot een scheut hete thee achter in haar keel. Sophie bleef er bijna in. Niet slikken, niet slikken, sprak ze zichzelf in gedachten toe, maar de golf die Mara naar binnen had gegoten was te groot om tegen te houden. Ze slikte, ze kon niet anders. Nee, nee, nee! De bittere thee verdween door haar slokdarm en vond zijn weg naar haar maag. Het was te laat, haar tijd was op. Het gif was haar lichaam binnengedrongen. Ontsnappen aan de dood was nu definitief onmogelijk. Ze gaf zich over aan het onvermijdelijke. De berusting voelde als een opluchting. Haar hart huilde om Daan, om een verloren toekomst en onvervulde dromen. Een week geleden had ze er nog geen flauw benul van gehad dat ze niet lang meer te leven had. Toen zat ze nog gevangen in de zorgen en dagelijkse sleur. Had ze wel genoeg genoten? Alles uit het leven gehaald? Het antwoord op die vragen zou ze nooit weten. Het gif begon zijn werk te doen terwijl Mara de mok nogmaals aan Sophies lippen zette.
50
Lieke drukte het gaspedaal wat verder in. Ze reed veel harder dan de toegestane snelheid maar dat kon haar niet schelen. Ze moest zo snel mogelijk terug naar Winterberg en eventuele boetes nam ze voor lief. Haar schuldgevoel over het feit dat ze Sophie daar in haar eentje had achtergelaten groeide met de minuut. Wat was ze nou voor een mens? Niet een waar ze trots op was. Als een kip zonder kop had ze het hotel verlaten zonder zich te verplaatsen in de vreselijke situatie waar haar nicht in zat. Ze had haar volledig in de steek gelaten en daar schaamde ze zich diep voor. Ze hoopte dat Sophie haar excuses wilde aanvaarden en ze zou alles doen wat binnen haar mogelijkheden lag om haar en Daan te helpen. Ze was ervan overtuigd dat Daan onschuldig was. De vraag was wie Isa dan vermoord had en nog belangrijker, of de moordenaar nog in de buurt was. Bij het idee dat Sophie misschien wel gevaar liep, schroefde ze de snelheid nog verder op. Het ging haar niet gebeuren dat Sophie iets overkwam en ze straks zonder nichten door het leven moest!
Ze vloog bijna uit de bocht toen ze de afslag Winterberg met te hoge snelheid nam. Geschrokken trok ze aan het stuur waardoor de auto nog meer ging slingeren. Het luide getoeter van de andere weggebruikers maakte het haar moeilijk zich te concentreren. Ze kneep het stuur bijna fijn, maar wist de auto uiteindelijk weer onder controle te krijgen. Langzaam nam haar hartslag af en kon ze weer een beetje normaal ademen. ‘Kop erbij houden,’ sprak ze zichzelf toe. Nog steeds in een snel, maar wel verantwoord tempo vervolgde ze haar weg naar het hotel. Ze parkeerde zo dicht mogelijk bij de ingang en griste haar handtas mee. De rest van haar spullen haalde ze later wel uit de kofferbak. Eerst maar eens zien of ze welkom was. Met een knoop in haar maag stapte ze het hotel binnen. De ontvangstruimte was leeg en de receptie verlaten. Er hing een vreemde stilte. Vlug rende ze door naar de kamer van Sophie. Ook die gang was verlaten. ‘Sophie, ben je daar?’ Met twee vuisten bonkte ze op de kamerdeur. Er kwam geen reactie. Liekes onrust nam toe. Nogmaals ramde ze tegen de gesloten kamerdeur. Weer niks. Ze rende naar oom Dieters kamer. De deur stond op een kiertje. ‘Oom Dieter! Ik ben het, Lieke, mag ik binnenkomen?’ Ook achter die deur bleef het stil. Ze kon het gevoel dat er iets mis was niet langer negeren. ‘Oom Dieter, is alles goed met u?’ Ze duwde de deur open. ‘O, god!’ Ze zag haar oom levenloos op het bed liggen en rende naar hem toe. Ze sloeg hem een paar keer tegen zijn wang, maar hij reageerde niet. Zijn huid was grauw maar voelde warm aan, alsof hij koorts had. Ze bracht haar oor naar zijn neus in de hoop zijn ademhaling te horen. Niets. Ze checkte zijn pols. Niets. In paniek belde ze het alarmnummer. De alarmcentrale adviseerde haar kalm te blijven wachten op de politie. Zodra ze had opgehangen sprintte Lieke naar de receptie terwijl ze Sophies naam onophoudelijk bleef herhalen. Ook Mara was nergens te bekennen en reageerde niet op de bel. Lieke kroop achter de balie en vloog op het rek met kamersleutels af. Die van Sophie hing er niet tussen. Ze zou dus echt op de politie moeten wachten want in haar eentje lukte het nooit om die kamer binnen te komen. Het was frustrerend dat ze niets kon doen terwijl elke seconde misschien wel telde. In de verte hoorde ze sirenes. Gelukkig. Ze rende naar buiten om de hulpdiensten op te vangen. ‘Mijn nicht is weg, mijn nicht is weg,’ brulde ze in paniek tegen de politieagenten die aan kwamen snellen. ‘En mijn oom is dood.’ Ze rende terug naar binnen, naar de gang waar de kamers van Sophie en oom Dieter aan lagen. De hulpdiensten volgden haar in rap tempo. Terwijl de ambulancebroeders zich ontfermden over het lichaam van oom Dieter, beukte de politie Sophies kamerdeur in. Zoals verwacht was de kamer leeg.