Winterberg(74)
Ze voelde de druk op haar gezicht afnemen en de man haalde zijn voet weg. Het gaf haar de kans om een snelle blik op de vrouw te werpen. Ze bevroor ter plekke toen ze zag wie het was.
‘Dag Sophie,’ klonk de stem van Mara. ‘Ik zie dat jullie al kennis hebben gemaakt.’ Mara pakte de gehandschoende hand van de man en drukte er een kus op. ‘Dag liefje. Alles is naar wens gegaan. Die ouwe wordt niet meer wakker. Nog twee te gaan.’ Betekenisvol keek ze naar Sophie.
Sophie huiverde en kippenvel trok over haar hele lichaam. Van de beleefde Mara die ze de afgelopen dagen had leren kennen was niets meer over. Voor haar stond een kille vrouw die al die dagen een rol had gespeeld. Wie was de man die ze ‘liefje’ noemde en wat had deze ondergrondse verblijfplaats te betekenen? Had Mara dan toch iets te maken met de dood van Isa? De gedachte dat oom Dieter opdracht had gegeven haar te vermoorden verwierp ze meteen. Hij was immers ook slachtoffer geworden van dit duo. Maar wat was het motief? Op de erfenis van tante Eva konden ze geen aanspraak maken, toch? Of had Mara oom Dieter weten over te halen dat ze zijn deel zou krijgen als er iets met hem gebeurde? Had ze hem iets laten ondertekenen? Ze kon het zich bijna niet voorstellen. Zo dom kon hij toch niet zijn? Had Mara Daan erin geluisd met dat mes en wat hadden die brieven van tante Eva met dit alles te maken?
‘Haal die sok maar uit haar mond. Er is niemand meer over die haar kan horen. Van mij mag ze gillen tot ze schor is.’ De man gehoorzaamde. Sophie kotste van walging en probeerde alle troep die aan de vieze sok had gezeten uit haar mond te spugen. Ze had geen enkele behoefte om te gillen, dat had totaal geen zin. Mara had gelijk, er was niemand die haar kon horen, laat staan te hulp kon schieten. Toen dit besef ten volle tot haar doordrong begon ze ongecontroleerd te huilen. Smeken was het enige wat haar nog restte. ‘Alsjeblieft, laat me gaan, ik wil niet dood.’
‘Ach, kijk haar daar nou liggen, wat een triestheid.’ Mara wierp haar een minachtende blik toe. ‘Voor het feit dat je je man wilt redden kan ik nog wel respect opbrengen, maar dat je hier als een bange wezel smeekt voor je eigen leven zonder verzet te tonen maakt me misselijk.’ Mara spuugde laatdunkend in haar gezicht. Sophie kreeg zichzelf weer onder controle en negeerde de klodder spuug die langs haar wang droop. Ze richtte het woord tot Mara. ‘Wat is hier in hemelsnaam aan de hand? Waarom trekken jullie een spoor van dood en verderf en waarom proberen jullie Daan erin te luizen?’
‘Wie zegt dat we Daan erin proberen te luizen?’ Mara richtte zich weer tot de man. ‘Wat vind jij, schatje? Zullen we haar vertellen hoe het zit, als een soort laatste wens?’ De man haalde zijn schouders op. ‘Als jij dat wilt dan vind ik dat prima.’
‘Aan jou de eer dan.’ Mara ging op het bed zitten en klopte met haar hand op de plek naast haar. De man gehoorzaamde en ging zitten. Het was wel duidelijk wie hier de touwtjes in handen had. Mara trok de bivakmuts van zijn hoofd. Hij maakte een schrikachtige beweging en leek zich niet prettig te voelen bij Mara’s onthulling. Mara wreef geruststellend over zijn rug en hij ontspande wat.
‘Sophie, dit is je neef Thomas.’
‘Mijn neef? Ik heb helemaal geen neef.’ Sophie bekeek het gezicht van Thomas eens goed om te zien of ze er iets herkenbaars in kon vinden. Misschien zijn spitse neus? Thomas liet haar niet langer in het ongewisse en nam het woord. ‘Ik ben de zoon van Eva en Dieter.’
‘De zoon van Eva en Dieter? Die hadden helemaal geen kinderen.’ Ze betrapte zichzelf erop dat ze al in de verleden tijd over haar oom en tante sprak.
‘Ik ben het best bewaarde geheim van de familie.’ Thomas stond op en doorzocht de kist met brieven. Hij haalde er eentje uit en begon voor te lezen:
Als papa me niet met D had betrapt was mijn leven compleet anders verlopen. Een man die aan zijn dochter zat terwijl er geen sprake was van een huwelijk, dat kon natuurlijk niet. Hij dwong D om hem te vragen om mijn hand en ik werd weggegeven als een stuk vuil. Dat was mijn straf. Had ik me maar niet als een hoer moeten gedragen.
De dag dat mijn vader me een hoer noemde, was een van de ergste in mijn leven. Ik was geen hoer, slechts een naïef meisje dat geen weerstand wist te bieden aan een opdringerige man. Hij deed dingen met me die ik niet wilde, deed me pijn. Hij stopte niet toen ik het vroeg. Eerst zachtjes, toen stelliger, op het laatst smekend. Hij negeerde mijn jammerkreten en overstemde die met zijn eigen dierlijke geluid. Ik krijg er nog de rillingen van als ik daaraan terugdenk. En papa, die wilde niet luisteren. Volgens hem had ik er zelf om gevraagd.
Ik moest me verloven, of ik wilde of niet. Met de kennis van nu had ik hem nooit gehoorzaamd, maar toen waren de tijden anders. Het kwam niet eens in je op om weerwoord te geven tegen je ouders of er een eigen mening op na te houden. Een maand na wat papa ‘het incident’ noemde, werd ik ziek. Ik werd naar een sanatorium in Zwitserland gestuurd tot ik beter was. Dat duurde bijna een jaar. Over wat daar gebeurd is kan ik nog steeds niet praten. Het is te erg en heeft me vanbinnen voorgoed doodgemaakt.