Vierspel(5)
Alex lag altijd al goed bij de vrouwen. Hij wist dat hij er goed uitzag, maar zijn uiterlijk – hij was mager, blond en eerder mooi dan knap – had dat aseksuele dat je ziet bij jongens in een boyband. Het ruige testosteron spatte er niet bepaald van af. Hij was de niet-bedreigende jongenspin-up waar tienermeisjes op vallen. Hij was bovendien onuitstaanbaar ijdel maar ook wel weer zo overduidelijk dat het eerder een deugd was dan iets echt ergerlijks.
‘Mijn god, wat ben ik toch een lekker ding,’ zei hij altijd als hij langs een spiegel liep, en dan maakte hij er een camp showtje van om zijn gezelschap te vermaken. Iedereen was het erover eens dat hij het ergens, diep vanbinnen, nog geloofde ook, maar om de een of andere reden werd het hem nooit aangerekend. Mensen rolden met hun ogen en waren het roerend eens dat Alex weer eens Alexachtig deed. Hij was geestig – dat was zijn redding. En als Alex in de buurt was, gebeurde er tenminste wat. Hij stond altijd boven aan de gastenlijst als mensen een feestje gaven.
Zijn uiterlijk heeft de tand des tijds vrij aardig doorstaan, eerlijk gezegd. Hij heeft nog steeds iets jongensachtigs. Een open blik, een gladde huid (hoewel ik er niet aan twijfel dat hij crèmes gebruikt. We leven tenslotte in de eenentwintigste eeuw), en een dikke donkerblonde haardos. Ik heb alleen altijd de voorkeur gegeven aan Dans donkere aardsheid.
We waren gek op elkaar, begrijp me niet verkeerd. Altijd al. Terwijl Dan en ik alles met elkaar gemeen hadden – en dan niet alleen de oppervlakkige dingen als onze muzieksmaak en favoriete vakantiebestemming, maar de echte dingen, waarden en politiek en hoe we de kinderen wilden opvoeden – kon ik met Alex altijd ontzettend lachen. Hij is zonder meer een van de grappigste mensen die ik ken. Hij ziet overal de lol van in – behalve nu, dan. Het feit dat hij zijn gezin heeft gedumpt, schijnt zijn gevoel voor humor te hebben aangetast. Die zomer, weet ik nog, deed hij niets liever dan me meeslepen naar de Pound Shop, waar alles maar een pond kostte. Dan zocht hij steeds iets uit, liep ermee naar de caissière en vroeg:
‘Hoeveel kost dit?’
‘Een pond.’
‘O, en dit dan?’
‘Ook een pond.
‘Echt? Dat is me te duur. En dit dan?’
Rollende ogen: ‘Alles kost hier een pond.’
‘Dit ook?’
‘Zoals ik al zei, alles in deze winkel kost een pond.
Dan riep hij af en toe opgewonden naar mij: ‘Hé, Rex, dit ding kost maar een pond! Zal ik het nemen?’ waarop hij zich weer tot de caissière wendde met de vraag: ‘En wat nou als ik er twee neem?’
‘Nou, dan is het dus twee pond.’
‘En als ik twee van die daar neem?’
En zo voort. Uiteindelijk mocht hij de zaak niet meer in, je had er bij moeten zijn, denk ik.
Zowel Dan als ik had de neiging om alles veel te serieus te nemen, en om ons vooraf al over alles zorgen te maken, dus voor ons was de aanwezigheid van Alex een heel probaat tegengif. Hij is een wandelend stressballetje, althans, dat was hij. Hij was een welkome afwisseling. En hij is nog steeds een van mijn beste vrienden. Hij staat zelfs in de top drie, na Dan, maar ex aequo op nummer twee, samen met Isabel. Meer dan dat is hij alleen echt nooit geweest. Een vriend.
Dus we kunnen gerust stellen dat ik het niet heb zien aankomen. Zijn liefdesverklaring. We komen terug in ons appartement en ik denk hooguit dat hij een beetje gek doet. Dat hij gewoon aandacht nodig heeft. Maar dan, als we hebben vastgesteld dat Dan en de kinderen allemaal op een oor liggen, en we in de zitkamer zitten omdat Alex erop stond dat we nog een fles wijn opentrokken, legt hij ineens zijn hand op mijn been. Ik schud hem van me af, uiteraard, maar wel zo achteloos mogelijk, hoop ik. Ik wil er niet de aandacht op vestigen, want dan is het ineens echt gebeurd. Maar hij legt hem meteen weer terug, en ik zeg: ‘Alex, niet doen’, en dat is voor hem aanleiding om alles eruit te gooien. Geweldig. Zelden zo’n leuke avond gehad.
De volgende ochtend kom ik nauwelijks mijn bed uit, maar ik moet wel naar mijn werk. Alles voelt zo wazig. Ik heb het gevoel alsof iemand me langs de randjes heeft uitgegumd. Ik kan tegenwoordig niet meer goed tegen dronkenschap. Mijn lichaam zegt me dat ik er te oud voor ben. Mijn hoofd doet pijn. Dan is lief en staat samen met mij op en maakt koffie en toast, maar daar ben ik te misselijk voor. Hij is verbaasd dat Alex niet op de logeerkamer ligt en ik overweeg heel even om het hem te vertellen, maar dat doe ik toch maar niet. Het ging ook nergens over. Een kleine inzinking op Alex’ pad naar verlichting in het post-Isabeltijdperk. Maar Dan voelt zich er misschien niet prettig bij, en dat zou ik nooit willen. En trouwens, ik twijfel er geen seconde aan dat Alex – als hij eraan terugdenkt – niet alleen een fysieke maar ook een geestelijke kater heeft. Je verklaart de vrouw van je beste vriend immers niet elke dag de liefde. Ik weet best dat hij zich klote voelt, en dat hij als de dood is dat ik het aan Dan vertel. Ik besluit dat ik er maar beter niet over kan praten. Met niemand. Ooit.